Gedichten van A. van der Woordt, en Levensberigt aangaande den Dichter van J.C. Wenckebach. Te 's Gravenhage, bij J.M. van 't Haaff. 1843. In gr. 8vo. 160 bl. f 1-90.
Rec. is eenigzins verlegen bij het beoordeelen van dit boek. Hij is huiverig, om den indruk mede te deelen, dien de lezing van de gedichten van van der woordt op hem gemaakt heeft, bij den hoogen lof, dien men vroeger meermalen aan dezen dichter heeft toegezwaaid, en die, vreezen wij, den toets des tijds niet zal kunnen doorstaan. Gaarne erkennen wij, dat men van der woordt als dichter veel gunstiger zal beoordeelen, wanneer men hem in verband beschouwt met zijnen tijd en zich in dien tijd geheel verplaatst, dan wanneer men zijne stukken eenvoudig als dichtstukken, en zoo als zij daar liggen, gadeslaat: zij hebben eene grootere betrekkelijke, dan absolute waarde, en deze opmerking overtuigt ons reeds, dat zij niet bestemd kunnen zijn, om bij de nakomelingschap hoogen lof weg te dragen. Zij ademen, wat hunnen inhoud betreft, geheel en al den geest van den tijd, waarin zij geschreven werden, het laatste gedeelte der vorige eeuw, toen de vrijheidskoorts de volken aantastte, en zich ook in de stukken van den dag openbaarde. Ook in de gedichten van van der woordt is afkeer van tirannij of Vorsten, brandende liefde voor vrijheid en onafhankelijkheid schering en inslag, en dat alles is in den toon, gelijk die toen aan de orde van den dag was. Hun, die dien tijd van opgewondenheid met hare goede en kwade verschijnselen niet hebben beleefd, boezemen die algemeenheden weinig belangstelling in, en dit is ook, naar het ons toeschijnt, toepasselijk op de meeste stukken van den jeugdigen van der woordt. Wij verwonderen ons daarover niet noch keuren het af, maar geven alleen rekenschap, waarom zij voor onze en voor latere dagen niet geschikt zijn, en waarom de roem van den natijd, waarop de Dichter blijkbaar grooten prijs stelde, moeijelijk zijn deel kan worden. Zij, die bij de nakomelingschap door hunne verzen in levendig aandenken bleven, onderscheidden zich door iets anders, iets hoogers, dan wat
uitsluitend tot hunnen tijd behoorde.
Doch zoo de inhoud dezer stukken in het algemeen ze