placet. De Schrijver berokkende zich door deze weigering vijanden en de beschuldiging van onkatholicisme. Zijn doel in deze bladen is, zijne overtuiging en de gronden voor dezelve opentlijk aan te kondigen. Hij meent zijne opgenomene taak te volbrengen door met korte trekken I. voor te stellen: de betrekking tusschen de Kerk en den Staat; II. aan te toonen de gronden, waarop de wet van het placet berust. Wat nu betreft de betrekking tusschen de Kerk en den Staat, wijst de Schrijver op het wezen, de grenzen en het doel van de kerkelijke magt, vooral in betrekking tot den Staat, en op derzelver wederzijdsche betrekking tot elkander. Tot aanwijzing der gronden, waarop de wet van het placet berust, beroept hij zich op de algemeene kerkgeschiedenis en de geschiedenis van het placet der Zwitsersche eedgenooten, en toont aan, dat het placet in alle Katholijke Staten in werking en van kracht is. - In het aanhangsel bewijst de Vertaler, dat, hetgeen in het werk van ehrsam met betrekking tot het Zwitsersche eedgenootschap is voorgesteld, ook van toepassing is op de Nederlandsche Roomsch-katholijke kerk, en dat ook hier steeds het regt van placet gegolden heeft. Indien nog iemand, na de voortreffelijke Verhandeling van den Hoogleeraar kist over hetzelfde onderwerp, bewijs voor de regtvaardigheid en het nut der uitoefening van het regt van placet door den Souverein noodig heeft, dan kan dit wèlgeschreven stukje van eenen verstandigen Roomschgezinden Schrijver eene heilzame bijdrage zijn tot het vellen van een billijk en onpartijdig oordeel.