Het suikerkloppen.
Ten einde aan de gebruikers van suiker het lastige en tijdroovende stukslaan der suikerbrooden te besparen, wordt thans in sommige raffinaderijen te Weenen de suiker reeds terstond in kleine dobbelsteenvormige klontjes vervaardigd, van de grootte zoo als men die bij de koffij gebruikt. Een liefhebber van cijferen heeft berekend, dat tot nog toe in het Oostenrijksche alleen jaarlijks vier en een half millioen suikerbrooden stukgeslagen worden, tot welken arbeid, wanneer daartoe één mensch uitsluitend gebruikt wierd, en men onderstelt, dat, om elk brood in genoegzaam kleine stukjes te breken, anderhalf uur tijds vereischt wordt, 562,500 werkdagen, elk van 12 uren, of 1541 jaren, noodig zouden zijn. Hij berekent verder, dat, wanneer deze suikerklopper jaarlijks slechts 250 gulden loon ontving, deze loonen te zamen 385,250 guldens zouden bedragen; dat, wanneer men de bij het suikerstukslaan verstuivende of op andere wijs verloren gaande suiker slechts op anderhalf lood begrootte, dit toch jaarlijks een gezamentlijk verlies van 72,000 guldens uitmaakte, en dat verder het bij het stukslaan te klein verbrokkelende en daardoor in waarde verminderende suikergruis een nieuw verlies van 168,750 guldens te weeg bragt, zoo dat door deze nieuwe fabrijkaadje niet minder dan 626,000 guldens 's jaars bespaard zouden worden. De nieuwe teerling-suiker wordt overigens in stukjes van eenen halven kubiekduim (natuurlijk niet Nederlandsch) bewerkt en is van gelijken prijs en gelijke deugdzaamheid met de gewone brooden.
In het Mengelwerk des vorigen No's, op bl. 653, reg. 9 is eene belangrijke misstelling ingeslopen. Lees daar: ‘omstreeks 120 jaar voordat,’ in plaats van ‘het 120 jaar totdat.’