De wet van God te vervullen, is, met lust en liefde zijn werk doen, en vrij en zonder den dwang der wet Goddelijk en braaf te leven, al waren er geene wet of straffen.
Ootmoedigheid is de fijnste, liefelijkste deugd der liefde, en de noodzakelijkste onder de menschen, om vrede en tucht te onderhouden; vooral versiert en betaamt zij de jeugd, maakt aangenaam bij God en menschen, en brengt vele goede vruchten voort; en wanneer men den menschen konde inprenten, om deze deugd te beoefenen, dan zoude het overal wèl gaan, en men zoude eene schoone, bevallige wereld zien, vol tucht en goede werken.
Het huwelijk is eene wereldlijke zaak, en, even als kleeding, spijs, huis en hof, aan de wereldlijke overheid onderworpen; echter blijft hetzelve een heilig werk.
Huwelijksliefde, wanneer zij zuiver en regt is, zoekt niets anders in den persoon, dan den persoon zelven, en laat alle andere dingen varen. Het is altijd zulk eene liefde, welke zich niet laat verdeelen.
Eene vrouw is genoeg versierd, wanneer zij haren man behaagt.
Wanneer gij eene vrouw ziet, getrouw en vlijtig met hare kinderen, en zijt gij zelf een goed, braaf man, dan wordt uw hart tot haar getrokken; maar gij gevoelt weldra, dat zulks geene aardsche gedachten, noch vreugde, noch begeerten zijn. Ziet, dan erkent gij inwendig Gods werk in haar, en het is de kracht zelve van zijnen geest, die u aanspoort en tot erkentelijkheid drijft, en gij kunt niet anders dan vriendelijk jegens haar zijn, zonder dank daarvoor te verlangen.
Duitschland is even als een schoon en moedig paard, hetwelk voeder en alles genoeg heeft, wat het behoeft; het ontbeert echter eenen goeden ruiter, die het bestuurt. Zoo is Duitschland ook magtig genoeg in sterkte en krachten; maar het ontbeert een goed hoofd, eenen goeden Regent.
Niet alzoo, gij dwaas! Hoort en laat u gezeggen. Ik bid, dat gij van mijnen naam zwijgt, en dat men zich niet Luthersch maar Christen noeme. Wat is luther? Mijne leering is niet van mij; ook ben ik voor niemand gekruisigd. Paulus wilde het niet dulden, dat de Christenen Paulisch of Petrisch zouden heeten, maar Christenen. Hoe zoude ik, arme vuile wormzak, daartoe komen, dat men de heilige Kerk van christus naar mijnen onheiligen naam zoude noemen? Niet alzoo, mijne lieve vrienden! laat ons de partij-