Drift, boete en zelfbeheersching.
Graaf W., een der dappersten van de dappere strijders der Poolsche republiek, was niet minder vermaard door zijne vermetele stoutmoedigheid in het vechten tegen de Russen en de Tartaren, dan door zijne opvliegendheid en geweldige drift. Verscheiden bloedige tweegevechten, maar inzonderheid eindelijk een zeer treurig geval, waarin hij, wel is waar zwaar getergd, eenen aan hem ondergeschikten persoon de hersenpan gekloofd had, deden hem voor altijd de wapenen nederleggen, en tot boete het gewaad van een' barmhartigen broeder aannemen; en nadat hij zijn geheele vermogen aan liefdadige stichtingen vermaakt had, trok hij in demoedige nederigheid, voor zijn gasthuis bedelend, door het land.
In de schitterende zaal van het hotel van *** te Kiew werd, gedurende den contrakttijd gesmuld, gedanst en hoog spel gespeeld. Aan eene met hoopen gouds beladen speeltafel zit de jonge Graaf P., een hartstogtelijk en vermetel speler. Hem nadert ootmoedig de bedelende monnik en smeekt om eene gift ‘voor zijne zieken.’ Kwalijk geluimd en ongeduldig den uitslag van eenen gewaagden zet verwachtende, slaat Graaf P. op den smeekeling geene acht; eindelijk trekt hem de monnik, met zachte stem zijn aanzoek herhalend, aan den mouw en ontvangt nu van den driftigen, door het spel buitendien in gemoedsgisting gebragten jongen edelman, tot antwoord een oorveeg! Plotseling schieten bliksemstralen uit de in toorngloed ontbrandende oogen van den monnik, krampachtig vertrekken zich de spieren van zijn mannelijk bruin gelaat, maar met geweldige krachtsinspanning zijne opwelling bedwingende: ‘Dat was voor mij, Heer Graaf,’ zegt hij demoedig, ‘nu bid ik om ook iets voor mijne arme zieken.’ Innig aangedaan en beschaamd, bidt hem de jonge speler, met de tranen in de oogen, om verschooning voor zijne heftigheid, en een geschenk van tienduizend dukaten aan het gasthuis bewees hoe opregt dit berouw was, en hoe ijverig hij poogde zijn vergrijp weder goed te maken.