der aan. Zij zijn daaraan zoo gewoon, dat een Beduïn, die met een' Christen spreekt, diens hand grijpt, en op derzelver binnenvlakte met zijne vingers allerlei teekens schrijft, om de punten van zijn gesprek aan te duiden, en dan van tijd tot tijd met zijne vlakke hand daarover strijkt, alsof hij ze uitwischte. Deze gespreksmanier heeft de grootste overeenkomst met die der doofstommen.