allerlei verbazende wonderen doen - zij verduisteren, bij voorbeeld, zon en maan, rukken de sterren van den hemel en werpen die op aarde neder, veroorzaken storm en onweder, of doen die bedaren. Hebben zij geld noodig, geen zwarigheid - zij laten het slechts den Duivel weten; deze steelt terstond het goud en zilver der rijke lieden, om er de kas van den toovenaar, die met hem in verbond staat, mede te vullen. Erft iemand eenen schat van zoodanige boeken, dan gaat ook de magt, om de geesten te gebieden, op hem over. Bij hunne kunstenarijen bedienen de toovenaars zich van bezweringsformulieren, alsmede van zekere kruiden en wortelen. De Baschkiren sidderen voor hen. - De waarzeggers zijn niet minder in aanzien. Wil iemand het toekomende weten, zoo begeeft hij zich met een vet schaap naar eenen waarzegger. Deze slagt het en spijst er van met zijne vrienden. Na den maaltijd neemt hij een onaangeroerd gebleven schouderblad van het dier, schrabt het zorgvuldig met een mes af, en legt het op gloeijende kolen, tot dat het vet er uitgebraden is en het been begint te scheuren. Dan neemt hij dit van het vuur, beschouwt het opmerkzaam en deelt eene profetie mede.
De Baschkiren gelooven, dat de sterren in de lucht hangen en met groote ijzeren ketens aan het gewelf des hemels vastgemaakt zijn. De aarde rust, volgens hunne meening, op drie ongemeen groote visschen, waarvan reeds één dood is - een bewijs, dat het einde der wereld nadert. Voorts verbeelden zij zich, dat bij de geboorte van elk levend wezen reeds in het boek des noodlots het getal der dagen bepaald is, die hetzelve op aarde zal doorbrengen, gelijk ook de hoeveelheid voedsel, die het zal gebruiken. - Vele benamingen van plaatsen kunnen getuigen van de bijgeloovigheid der Baschkiren; duivelsbergen, duivelsheuvels, duivelsvlakten, duivelsholen, duivelsdalen zijn daar in menigte.
Evenwel begint er ook onder dit volk aanvankelijke beschaving te komen. In de meeste dorpen zijn thans scholen, waar de kinderen lezen en schrijven leeren. Te Kasan en in het stadje Kargal, achttien wersten van Orenburg, bestaan zelfs gestichten voor hooger onderwijs te hunnen behoeve, waarin de Tartaarsche spraakkunst, de Arabische en Petzische talen, rekenkunde, geschiedenis, de beginselen van natuurkunde en wijsgeerte volgens aristoteles, benevens den Koran, geleerd worden. Vóór weinige jaren is te