snellen aantogt was, deed de Graaf van Artois (naderhand karel X) fouché tot een mond-gesprek op de Tuileriën roepen. Fouché verontschuldigde zich met de aanmerking, dat zijn verschijnen op het paleis hem in een dubbelzinnig licht zou kunnen plaatsen. Monsieur bewilligde hierop, de zamenkomst in een bijzonder huis te doen plaats hebben. Zij duurde verscheidene uren in den nacht. Men wilde, dat fouché het Ministerie van Policie aanvaarden zou. Hijvoerde tot grond van weigering de dankbaarheid aan, welke hij napoleon verschuldigd was, en voegde er bij, dat zijne diensten zoo min als de magt des Konings het binnenrukken van buonaparte te Parijs zouden kunnen beletten. Uit deze weigering maakte het Hof de gevolgtrekking op, dat fouché gezind was, zijnen invloed ten behoeve van den Heer van Elba te gebruiken. Den volgenden morgen werd fouché, niet verre van zijn huis, in zijn rijtuig door een policiebeambte met gendarmes in naam des Konings gevangen genomen en moest met den beambte terugrijden, om bij het doorzoeken zijner papieren tegenwoordig te zijn. Toen zij uit het rijtuig stapten, zeî de gewezen Policieminister tot den Commissaris: ‘Toon mij uw arrestbevel!’ De Commissaris deed, wat van hem gevorderd werd. Fouché nam het bevel, zag het in, en met de woorden: ‘Het is valsch!’ scheurde hij het in stukken. Door zulk eene voorbeeldelooze stoutheid geraakte de Commissaris van zijn stuk, en, terwijl hij geheel verbluft stond te kijken, sprong fouché in zijn huis, oogenblikkelijk eene achterdeur weder uit, en kwam onbemerkt bij de Prinses van Vaudemont, die hem verborg. De Commissaris, aan wien zijn gevangene
dus ontslipt was, wilde ten minste deszelfs papieren meester worden. Hij doorzocht alle schrijflessenaars en andere bewaarplaatsen, doch vond niets van aanbelang. Fouché's huishoudster opende gewillig alle sloten. Nadat de Commissaris alles doorsnuffeld en alle hoop om iets te vinden reeds opgegeven had, bragt deze vrouw hem nog in hare eigene kamer, trok onder het bed eene kist te voorschijn, en overhandigde hem den sleutel daarvan, zeggende, dat hierin hare kleederen besloten waren, en dat, zoo hij lust had, hij ook deze nog kon doorzoeken. Deze vermetelheid gelukte, even als de eerste: de Commissaris, die, wanneer hij zelf kamer en kist had opgespoord, dezelve even vlijtig doorzocht zou hebben als geheel het overige huis, weigerde nu hetgeen men hem aanbood en ging heen. Had hij de kist geopend, zoo zou hij daarin papieren van het uiterste gewigt gevonden hebben. Des anderen daags verliet de Koning Parijs, en fouché benevens zijne papieren waren gered.
Mengelw. No. VIII. bladz. 385, reg. 19 v.o. staat: kantanjeboomen lees: kastanjeboomen.