Proeve van een woordenboek ter verbloeming der ondeugd en ter verguizing der deugd.
Baatzucht heet: geoorloofd Zelfbelang.
Bescheidenheid - Botheid.
Charlatannerie - Wondercuren.
Dweeperij - Vroomheid.
Eerbaarheid - Phlegmatiek.
Eerlijkheid - Onnoozelheid.
Geleerdheid - Pedanterie.
Geloof - Vooroordeel der Opvoeding.
Godsdienst - Gebrek aan Verlichting.
Hoogmoed - Gevoel van eigene waarde.
Huiselijkheid - Ouderwetschheid.
Huwelijkstrouw - Burgerlijk Vooroordeel.
Ingetogenheid - Linkschheid.
Insolentie - Geestigheid.
Kuischheid - Blooheid.
Lafhartigheid - Zelfbehoud.
Losbandigheid - Vrolijkheid.
Naäping - Modes.
Nationaliteit - Kleingeestigheid.
Nederigheid - Onkunde.
Onbaatzuchtigheid - Gebrek aan doorzigt.
Onbarmhartigheid - Menschenkennis.
Onbeschaamdheid - Zijn wereld verstaan.
Onkuischheid - Galanterie.
Overspel - Ongelukkige Hartstogt.
Pralerij - Geleerdheid.
Roekeloosheid - Moed.
Schurkerij - Finesse.
Spaarzaamheid - Gierigheid.