Er moet een ezel op de kanselarij zijn.
Aan een' boer uit den omtrek van Parijs was zijn ezel ontstolen. De dief werd gevangen genomen en ontving zijn vonnis. ‘Maar hoe is het nu met mijnen ezel, heer procureur?’ vroeg de boer aan den President van het geregtshof; ‘krijg ik dien niet weder?’ - ‘Men heeft hem niet weêrgevonden,’ antwoordde de President. ‘Wel dan moet men maar eens op de kanselarij kijken,’ merkte de boer aan; ‘want men heeft mij gezegd, dat al wat gestolen is op de kanselarij komt.’