Buonaparte als zedeprediker.
In het jaar 1799 reisden twee wegens rebellie veroordeelde Ieren, tandy en blackwell, die in Frankrijk het burgerschap verkregen en er dienst genomen hadden, uit Noorwegen, waarheen een storm hen gedreven had, over Hamburg naar Frankrijk terug. De Engelsche Consul vorderde van den Hamburger Raad het in hechtenis nemen en uitleveren der beide Ieren en verkreeg zulks ook, niettegenstaande het protest van den Franschen zaakgelastigde. Het Directoire legde deswege beslag op alle Hamburger schepen in de Fransche havens. Na den 18 Brumaire gaf de Raad van Hamburg zijn berouw over het gebeurde schriftelijk aan buonaparte te kennen. De Eerste Consul antwoordde: ‘Wij hebben uwen brief ontvangen; hij regtvaardigt u niet. Moed en deugden handhaven de Staten; lafheid en ondeugd slopen ze. Gij hebt het gastregt geschonden. Bij de wildste horden der woestijn zou dit niet geschied, zijn. Uwe medeburgers zullen het u eeuwigdurend verwijten. De twee ongelukkigen, welke gij uitgeleverd hebt, sterven met roem; hun bloed zal hunnen vervolgers meer onheil brengen, dan een leger had kunnen doen.’ De Raad van Hamburg zond nu een plegtig gezantschap naar Parijs, om zich te verontschuldigen. Buonaparte hoorde hetzelve met blijkbaar misnoegen aan; en toen zij zich op hunne zwakheid beriepen, hernam hij: ‘Hadt gij dan niet den uitweg van zwakke