wijl deze razenden geloofden, dat God wilde, dat men de Muzelmannen beoorloogde?’ - In Junij 1800 hield buonaparte aan de vergaderde geestelijkheid van Milaan eene redevoering, welke aldus begint: ‘Ik heb gewenscht u hier bijeen te zien, om het genoegen te hebben ulieden persoonlijk de gevoelens te kennen te geven, welke mij jegens de Roomschkatholijke apostolische Godsdienst bezielen. Overtuigd dat deze Godsdienst de eenige is, welke aan eene welgeordende maatschappij waar geluk verschaffen en de grondslagen eener goede regering bevestigen kan, verzeker ik u, dat ik te allen tijde bedacht zal zijn, dezelve door alle middelen te beschermen. U, de dienaren dier Godsdienst, welke ook de mijne is, u beschouw ik als mijne dierbaarste vrienden,’ enz.