ben er eene, de zadelmakers eene, en zoo voort tot in het oneindige. Elke straat is een gewelf, met bloemen en opschriften uit den Koran beschilderd; het licht valt er van boven in, winkel is aan winkel gekleefd, en schijnt eene omgekeerde lade te zijn, in welker achtergrond, in den dikken muur, eene opening gehakt is, waarin de waren bevat blijven, die niet ten toon gelegd zijn. De wijk der Egyptenaars, Missr-tschars-chussi, schijnt eene geheele, door twee straten heenloopende apotheek te zijn; alle specerijen van Indië en Arabië, geneeskruiden en kostbare verwstoffen ademen hier hunne dooreengemengde geuren uit. Een geelbruine Egyptenaar, in zijnen langen tabbaard, staat achter de tafel, en ziet er uit, gelijk men gewoon is het beeld van eenen alchymist te schilderen. Een ander gewelf heeft ganschelijk het voorkomen, alsof het een voorportaal was van het tuighuis der geheele wereld. Hier is de bogengang der zadelmakers; zadels en hoofdstellen van Turksch en buffelleder, van de keurigst bewerkte en kunstigst genaaide tot de eenvoudigste en bijna lompste soorten, hangen hier aan de wanden en liggen op tafels of ook op den grond uitgespreid. Een andere verwulfde gang is die der juweliers; hier schitteren gouden ketens en vonkelen armbanden; kostbare ringen, heerlijke juweelen verblinden het oog. Nu geraakt men tusschen niets dan reukwerken; hier ademt men den geur der rozenolie, hier worden muskuszakken verkocht, parfum om te berooken en welriekende rottenstaarten. Wij treden in den aangrenzenden gang en zien niets dan enkel laarzen en schoenen van alle kleuren, van
alle gedaanten, pantoffels, die met edelgesteenten en echt galon prijken. Een bogengang grenst weder aan den vorigen; in dezen komt niets voor dan manufactuurwaren, neteldoeken, met groote goudbloemen geborduurde zakdoeken, prachtige stoffen; het volgende gewelf schittert van wapenen, damascener klingen, dolken, messen, geweren en pistolen. - Het is alleropmerkelijkst, de karakteristieke wijze gade te slaan, waarop elke natie zich vertoont. De Turk zit ernstig, deftig, met zijne lange pijp in den mond; de Jood, en even zoo de Griek, zijn in aanhoudende beweging, roepen en wenken. Middelerwijl stroomt en golft het bonte menschengewoel door deze, elkander kruisende gewelven; de Perzianen met ruige, spitse mutsen, de Armeniërs met omgekeerd kegelvormige zwarte hoeden, de