Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1844
(1844)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijAan J.W. Pieneman, Nederlands Eersten Portretschilder.Gij, glorie van een Vaderland,
Dat nog de Kunsten schraagt,
Zorg dat ge u eer aan 't verste strand
Dan ooit in Duitschland waagt!
Door heel Euroop toch draagt de Faam
Als Toovenaar u rond:
Ligt, dat, bij 't hooren van uw' naam,
Men u naar 't leven stond.
Of ducht ge 't volksgevoelen niet,
Verkondigd wijd en zijd,
Dat wie zichzelven dubbel ziet
Den dood is toegewijd?Ga naar voetnoot(*)
Tot Dubbelziener maakt ge hem,
Wiens beeldtenis ge maalt:
Het leven niet, alleen de stem
Is 't, wat aan 't leven faalt.
Waar dus 't aloude volksgeloof
Nog voedsel vindt en kracht,
Hield men u ligt, voor Rede doof,
Van Koningsmoord verdacht.
| |
[pagina 256]
| |
Of wrocht gij niet het ander Ik
Van hem, die ons gebiedt?
Ja! 't is zijn leest, zijn geest, zijn blik,
Hemzelven, wien men ziet.
Maar dood niet - leven spelt uw hand
Hun, wie uw schepping beidt;
'k Zeg meer, (uw kunst is 't onderpand)
Hun wacht onsterflijkheid!
Onsterflijkheid zelfs hem, wiens naam
Gewis met hem verstierf,
Zoo hij, tot daden onbekwaam,
Haar niet door u verwierf.
Ook u, u wacht zij. Maar uw glans
Is niet ontleend; ge omstraalt
Met uw' onwelkb'ren gloriekrans
Elk voorwerp, dat ge maalt.
Zoo zendt de Zon, van 's Hemels boog,
Haar stralen; en het licht
Der Maan, zoo lieflijk voor ons oog,
Aan haar is zij 't verpligt.
Streef opwaarts, o Genie zoo rijk,
Door elk gevierd, geroemd!
Dat Rembrand-zelf, thans uws gelijk',
Ééns ná u zij genoemd!
Febr. 1844.
|
|