Weldoen blijft niet renteloos.
Bij Arzberg, een in het Fichtelgebergte liggend vlek, woonde een brave landman, die zich steeds als de edelmoedigste weldoener zijner buren getoond had, en wel in zulk eene mate, dat hij, die bij eenige meerdere zelfzucht, menschelijkerwijs gerekend, een welvarend man had kunnen zijn, nimmer tot eenig' geldvermogen kon geraken. In den afgeloopen zomer had hij een' zeer rijken oogst te wachten; maar juist in de dagen, dat hij zijn graan naar binnen moest halen, werden hem zijne trekossen ziek, en de ongelukkige man zag zich in de pijnlijkste verlegenheid, daar bij zijne buren dezelfde veeziekte heerschte, of ook - niet heerschen kon. In dezen toestand staken de arme daglooners uit het dorp de hoofden bijeen, beraadslaagden onderling, en besloten, in den eerstvolgenden nacht het rijp zijnde koren voor den man, die zoo lang hun welgedaan had, te maaijen, zich dan zelven voor de wagens te spannen, en hem door het binnenrijden van hetzelve des morgens te verrassen. Zoo deden zij den geheelen oogsttijd door, hielpen hem vervolgens het binnengebragte koren dorschen, en de vader der armen, gelijk hij genoemd werd, was in weinig weken weder op de been gebragt.