den; vervolg van het vorige. Gods voorzienigheid neemt de vrijheid des menschen weg. Is dit waar? Geen mensch, geen stand is nutteloos voor de geheele maatschappij. Waardering van het vergankelijke en onvergankelijke. Achting voor den Bijbel. Het voornaamste gebod. De slechten onder de goeden. Kracht der gewoonte.
Wij ontkennen niet, dat wij in het werk veel goeds, vele nuttige leeringen hebben aangetroffen. Vooral heerscht er een goede, stichtelijke, Christelijke geest in deze vertoogen. Maar veel oorspronkelijks, veel hetwelk bijzonder treft door het nieuwe der voorstelling van dikwijls behandelde onderwerpen, hebben wij niet gevonden. Ook stieten wij op valsch vernuft, zoo als onder anderen in het volgende: ‘De kroon der zondendienst laat nog dikwijls van voren de doornen bemerken, die zij van achteren draagt; maar wanneer hare dienaren haar niet schijnen te dienen en haar met den mond verloochenen, dan let men vaak niet op die kroon, die zij hun ten loon schenkt.’ Het subject is de kroon der zondendienst, hare dienaren zijn dus dienaren van die kroon. En zij, namelijk de kroon, schenkt aan hare dienaren die kroon. Wat moet dit beteekenen? Wij betuigen, het niet te weten. Het werk is ook niet vrij van willekeurige opvattingen, zoo als bij voorbeeld, dat jacob op den weg was om (jozef) zijnen lieveling te bederven, en dat de droomen van jozef in zijne jeugd bewijzen zijn, dat in hem eene neiging was tot ijdelheid, tot trots, tot heerschzucht. Dit was wel de hatelijke opvatting van zijne broeders; maar het is in den geest van den geschiedschrijver, dat deze droomen van den jongeling werkelijk gewisse voorteekenen waren van zijne toekomstige grootheid. De Vertaler heeft achter ieder vertoog eene soort van epilogus of toepassing geplaatst. Maar dewijl de vertoogen zelve dikwijls met zulk een toepasselijk slot besloten worden, is de narede van den Vertaler al dikwijls eene toepassing van eene toepassing, of een betoog van den Vertaler tot bewijs der voortreffelijkheid van het vertoog des Schrijvers.
De slotsom van ons oordeel over het werk is, behoudens het aangemerkte, dat wij het rangschikken onder de bruikbare middelmatige, juist omdat het niet vele diepzinnige, afgetrokkene redeneringen behelst. Daardoor is het bijzonder bruikbaar voor dat publiek, hetwelk de Vertaler baar-