aan, regelt de regten der burgeren onderling; eene eigenlijk gezegde strafwet, de regten van den Staat tegen de burgers, die deszelfs wetten overtreden. De wet op het Notariaat is zoo min het ééne als het andere; zij is eene staatswet, even als die op de regterlijke organisatie. In beide die wetten worden de bevoegdheid, de regten en pligten van eene bepaalde klasse van openbare ambtenaren voorgeschreven, in beide worden belooningen toegekend, in beide worden straffen tegen overtredingen gedreigd. Derhalve vervalt de bewering, dat boeten enz., aan de Notarissen wordende opgelegd, geene straffen zouden zijn, omdat zij zouden voorkomen in eene burgerlijke wet: want de wet op het Notarisschap is geene burgerlijke wet.
Maar, al ware zij eene burgerlijke wet, dan vloeit daaruit nog niet voort, dat boeten, schorsing en ambtsontzetting geene straffen zouden zijn, of men zou eveneens moeten aannemen, dat de gevangenisstraf van minstens zes maanden, die bij Art. 156 van het Wetboek napoleon wordt gedreigd tegen den ambtenaar van den Burgerlijken Stand, die eenen zoon van beneden de 25 jaren met eene dochter beneden 21 jaren in den echt zal verbonden hebben, zonder melding te hebben gemaakt van de toestemming der tot verleening of weigering daarvan bevoegden, insgelijks geene straf, maar slechts een disciplinaire maatregel is.
Wijders, het openbaar Ministerie vervolgt de overtredingen van Notarissen, en dus is het eene penale actie. Door van die vervolging een burgerlijk regtsgeding te maken, vervalt men, zoo op het punt van verjaring, als op de uitlegging en toepassing der wet, mitsgaders den aard van het door den eischer, dat is hier door de vindicta publica, te leveren bewijs, tot de grootste ongerijmdheden, gelijk bl. 13 wordt aangetoond.
Trouwens, wordt een Notaris wegens overtreding der wet op het Notariaat vervolgd, het geschiedt niet ex contractu, vel quasi ex contractu, maar de verpligting der overtreders om boete te betalen of zich aan schorsing of ambtsontzetting te onderwerpen, wordt geboren ex delicto. De wet op het Notariaat is geen contract, door de gezamentlijke Notarissen aangegaan met den Staat, maar het is eene van hooger hand hun opgelegde wet, welker overtreding gestraft moet worden. Het publiek Ministerie kon dan ook van de eenmaal aanhangig gemaakte zaak niet afzien, gelijk een