Evangelische Dichtstukjes, door L. van den Broek. Uitgegeven geheel ten voordeele van de weduwen en weezen der op den 12 October 1843 verongelukten bij Hardinxveld. Te Dordrecht, bij Blussé en van Braam. 1844. In gr. 8vo. 58 bl. f 1-50.
Deze dichtstukjes zijn met een weldadig doel uitgegeven. Koopt ze dus, lezers, en gij zult eene weldaad bewijzen; laat dat u genoeg zijn, want als Evangelische dichtstukjes kan Rec. ze u niet bijzonder aanprijzen. De Heer van den broek verliest zich te dikwijls in bombast en klingklang, die hij misschien voor verhevenheid aanziet, en weet, onzes inziens, slechts zelden den eenvoudigen toon des Evangeliums te treffen. Men hoore het eerste couplet van het vers: Het Oosten.
Beheerscheres van 't rijk der zon!
Omringd van 't heir der dienaressen,
Dat spieglend in een zuivre bron
De breede en schitterende tressen
Van golvend git, met goud bestrooid,
U rondom 't elpen voorhoofd plooit!
Wat beteekent dat? Rec. kan er zich geen denkbeeld bij voorstellen; en in dien trant gaat het voort. Uit menig stukje zouden wij soortgelijke proeven kunnen mededeelen, bijv. uit dat, getiteld Johannes:
Toen 't leven wekkend morgenrood
Het meer van Galilea kleurde,
En de eerste straal, dien de ochtend schoot,
Den nevel van uw oogen scheurde,
Toen zaagt gij reeds de majesteit,
Die 't kleed der sterflijkheid omhulde,
En 't eerste wat uw ziel vervulde,
Was 't hoog gevoel van zaligheid.
of:
Ach hadt gij toen maar kracht genoeg
Toen 't angstzweet paarlde op borst en kaken,