De Lijfeigene en mijn uitstapje naar Zwitserland. Twee Verhalen. Te Haarlem, bij de Erven F. Bohn. In gr. 8vo. 268 bl. f 2-75.
Het voorberigt deelt ons mede, dat deze verhalen van de hand eener Duitsche dame zijn, wier stukken in haar vaderland met welgevallen werden ontvangen. Zij laten zich ook zeer wel lezen en behooren onder dezulken, die aanbeveling verdienen. Het komt ons intusschen voor, dat het laatste verreweg het beste is, en veel meer eigenaardigs heeft in schrijf- en verhaaltrant, dan het eerste. De Lijfeigene herinnert in sommige bijzonderheden te veel eene episode uit rellstab's 1812 en is ook over het geheel te avontuurlijk en onwaarschijnlijk. Het tweede daarentegen is los en gemakkelijk, luimig en gevoelig geschreven en had een beter vignet verdiend, dan het karrikatuurplaatje op den titel. Wij bevelen het gaarne ter lezing aan, en zouden met welgevallen de belofte in de voorrede zien vervuld, indien de daar half toegezegde stukken van dezelfde hand en gelijksoortigen geest waren. De vertaling is goed.