houdt, hadde hij zijnen lezeren niet behoeven mede te deelen, dat de moeder van icabod door ontijdige barensweeën werd overvallen.
De spelling van eigene namen wijkt hier en daar zeer van de gewone af. Wij weten wel, dat de uitspraak der Hebreeuwsche woorden min of meer onzeker is, maar het gewone heeft zeker burgerregt verkregen, en wij achten het in eene populaire geschiedenis ongeraden, daarvan af te wijken. Dat zou het reeds zijn, wanneer men uit overdreven purisme (hetgeen hier niet gedaan is) ribka voor rebecca, mosche voor mozes, jehuda voor juda schreef; maar athiopel voor achitophel, rehobeam voor rehabeam, sennacheub voor sanherib heeft in niets zijne reden.
Kennelijke misslagen zijn het, wanneer van jeremia wordt gezegd, dat deze (St. I, bladz. 189) des Heilands wondervolle ontvangenis voorspeld heeft, hetwelk, de uitlegging aangenomen, alleen van jesaia zou kunnen gezegd worden (VII:14); dat de Evangelisten een volledig verslag van het openbare leeraarsleven van den Zaligmaker hebben gegeven (St. II, bladz. 23); dat pilatus gezegd wordt naar Galilea (moet zijn Gallië) te zijn verbannen (ald. bladz. 70). Des Schrijvers stelling, dat jozef te Bethlehem zou geboren zijn, (St. II, bladz. 12) achten wij geheel onbewezen; lukas zegt ook niet, dat hij daarom, maar wegens afkomst van david zijner bruid derwaarts bij de volksopschrijving vertrok.
Onze aanmerkingen gelden meer den Schrijver, dan den Vertaler; deze heeft zijne taak goed verrigt, en zich alzoo nuttig bezig gehouden gedurende den tijd, dat hij met zoo vele anderen naar eene plaatsing moet wachten; wij wenschen hem die toe. Onder enkele misstellingen, hem ontsnapt, teekenden wij aan St. I, bladz. 213: ‘Hij verminderde zijne strijdkrachten, door aan allen, die gehuurd of met de zorg van (voor) eigendommen belast waren, verlof te geven, naar huis te gaan.’ Uit 1 Makkab. III:56 blijkt, dat dit gehuwd moet zijn.
De uitvoering van het werkje is goed, maar de houtsnedevignetten zijn althans niet boven het zeer middelmatige.