J.J. Hottinger. Te Amsterdam, bij G. Portielje. 1844. In gr. 8vo. XVI en 164 bl. f 1-65.
Hottinger heeft in 1842 een werk uitgegeven onder den titel: Huldreich zwingli und seine Zeit dem Volke dargestellt. Nu is de vraag, in welke betrekking de Hollandsche vertaling tot het oorspronkelijke staat. De Vertaler antwoordt: ‘Hottinger's werk beschrijft zwingli en zijnen tijd, en voert dus natuurlijk veel aan, wat ons voor den Nederlandschen lezer minder belangrijk voorkwam. Wij hebben zwingli niet slechts de hoofdpersoon laten blijven, maar ook zooveel mogelijk hem alleen geschetst, en vermeden het oog ter zijde te wenden.’ Het zij ons vergund, hier van den Vertaler te mogen verschillen. De schildering toch van den tijd, waarin zwingli leefde, moet licht verspreiden over de plaats, welke hij in de geschiedenis inneemt, en als het ware eenen commentarius geven op zijn leven en zijne daden. Een historisch persoon moet noodzakelijk in de naauwste betrekking met zijnen tijd beschouwd worden, omdat zóó alleen zijne geheele persoonlijkheid juist kan worden begrepen. Dit heeft hottinger ingezien, en daarom zwingli en zijnen tijd tot onderwerp zijns onderzoeks gemaakt. Is nu zwingli's leven voor den Nederlandschen lezer hoogstbelangrijk, is dan het tafereel van den tijd, waarin hij leefde, minder belangwekkend? De Vertaler zegt: ‘Wij beschouwden hem minder als man van wetenschap en schrijver; iets wat wij hopen later meer opzettelijk te doen;’ - maar verliest daardoor deze levensbeschrijving niet in waarde, en zoude zij niet in belangrijkheid gewonnen hebben, als hier alles vereenigd was? Wij geven het den Vertaler in bedenking, of niet dergelijke monographiën alleen door volledigheid blijvende waarde hebben. Eene vrije bewerking van buitenlandsche geschriften is goed te keuren, als het stuk door die vrije
bewerking vermeerderd en verbeterd wordt. Is dit nu bij deze vrije bewerking het geval? Wij betwijfelen het.
Doch laat ons nemen wat men ons geeft. Vooraf gaat eene geschiedkundige Inleiding; daarna volgt de levensbeschrijving des kerkhervormers, in zeven hoofdstukken verdeeld. Het geheel laat zich met genoegen lezen. De voorstelling is boeijend, en doet verlangen naar eene meer grondige beschouwing van 's mans karakter en inzigten, welke