Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1844
(1844)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 619]
| |
Pater amman heeft zich door eene vroegere, ook in onze taal overgebragte brochure: Opent de oogen, gij kloosterverdedigers! eenigermate berucht gemaakt, in zoo ver namelijk als die chronique scandaleuse wel niet wederlegd, maar zelfs door Protestantsche beoordeelaars geacht is ongeschikt te zijn tot lektuur voor een kiesch publiek. Te bejammeren is het echter, dat door de pogingen, om het bijgeloof te bewimpelen en te verschoonen, de naakte, al is het dan ook walgelijke, voorstelling der waarheid, ofschoon in andere opzigten onvoegzaam, geregtvaardigd wordt, wanneer zij het eenige middel is om die waarheid te doen erkennen. Het thans aangekondigde werkje echter is geheel vrij van het bedoelde gebrek. Hetzelve bevat niets, hetwelk indecent is. Hier worden gevonden de in Zwitserland bij de Roomschgezinden gebruikelijke formulieren tot de zegening van zout en water; tot de benedictie tegen muizen, sprinkhanen, wormen, slangen, kevers en andere schadelijke dieren; der bezwering van personen, die van den Booze bezeten zijn, welke aan natuurlijke of onnatuurlijke (?) krankheden lijden, of van onreine geesten of van heksen en spoken geplaagd worden; der zegening van een huis; der benedictiepenningen (eene soort van miraculeuze medailles); bezwering tegen den Duivel; zegening van kaarten, die aan den hals gehangen worden, om daardoor het malefit te verdrijven; zegening van kruid, van looden en ijzeren kogels en krijgswapenen, van het onweder, van den donder, bliksem en hagel; zegening tegen het malefit van echtelieden, dat is tegen hindernissen, welke de Duivel bij het huwelijk in den weg werpt; bezwering van des Boozen invloed onder het vee op de stallen; zegening der melk, boter en kaas, die onder des Boozen invloed staan; uitdrijving des Duivels uit bijzondere personen; wonderschrift tegen de pest, kruiden en andere ingrediënten, om zich te beveiligen tegen den boozen invloed en nadeelige belaging van duivelsche zaken, zoo wel om dit middel bij zich te dragen, als om te drinken en het vee onder het zout te geven. Wij willen hier zelven niet oordeelen, maar het oordeel aanhalen van eenen hooggeplaatsten geestelijke der Roomsche kerk over soortgelijke in Duitschland gebruikelijke zegenings- en bezweringsformulieren. ‘Het bijgeloof dat in dit Rituaal heerscht, is zonder grenzen. De haren | |
[pagina 620]
| |
rijzen te berge, als men bedenkt, dat Katholijke Geestelijken dit alles verrigten kunnen, zonder te gevoelen, dat zij het gezond verstand en het Christendom honen en hun geweten verkrachten. Water, zout en allerlei levenlooze dingen, worden als verblijfplaatsen des Duivels bezworen. Menschen worden van den Duivel bezeten, en de Geestelijke bevrijdt hen er van. De Duivel veroorzaakt donder, bliksem en orkanen, en de Geestelijke bezweert hem. Van het begin tot het einde ligt in het Rituaal de vrees voor den Duivel ten grondslag. O rede, wat wordt gij met voeten getreden! O Christendom, wat zijt gij onder de handen der Priesters geworden! - Welk contrast met de verlichting, die welmeenende Vorsten bedoelen!’ |
|