genootschappen aan; betoogt het onvoldoende der Afschaffingsgenootschappen, eerstens, uit derzelver verkeerde zamenstelling, daarna uit overdrijving van ijver, en eindelijk uit het voordeel, dat de Staat trekt uit de consumptie van sterken drank; en treedt hierbij in velerlei bijzonderheden. De Schrijver geeft daarna eenige verbeteringsmiddelen dier Afschaffingsgenootschappen op, en wil die gezocht hebben in beter voedsel, door eene verbeterde broodbereiding, en in beteren drank, door de verbetering van het bier. Voorts verlangt de Schrijver, centrale en stedelijke Afschaffingsgenootschappen opgerigt te zien, en bakent derzelver betrekkelijke werkzaamheden af in verband tot beter voedsel en beteren drank. Ook verlangt hij, dat de vroeger bij ons ingevoerde, maar sedert buiten gebruik geraakte Fransche livrets voor de werklieden wederom verpligtend wierden gesteld; en zoude hij gaarne eene verbeterde zedelijke opvoeding en verstandsontwikkeling verlangen, in verband met het openstellen van Musea's en kunstgalerijen, en schouwburgen op Zondag; ten einde het volk niet uit de kerk in de kroeg, maar naar plaatsen, voor betamelijke uitspanningen ingerigt, zich zoude kunnen begeven. Eindelijk bestrijdt de Schrijver de onlangs hier en daar ingevoerde gewoonte om niet meer op Zaturdag het weekloon uit te betalen; en besluit zijne levenswaardige bijdrage met de aanhaling van Lord ashley's gevoelen over de verbetering van het volksonderwijs. En met dit verslag bevelen wij dit Iets aan alle
menschenvrienden in ons vaderland ter lezing en ernstige overdenking aan.