Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1844
(1844)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijHulde aan de nagedachtenis van Mr. Anton Reinhart Falck. Vrij gevolgd naar het Fransch van den Heer A. Quetelet, bestendigen Geheimschrijver der Brusselsche Akademie, enz. door Dr. J.L. Kesteloot, Professor emeritus, Lid derzelfde Akademie, enz. Met Portret. 's Gravenhage, bij J.L.C. Jacob. 1844. In gr. 8vo. 106 bl. f 1-90.Iedere hulde aan een' man, als Mr. a.r. falck geweest is, moet het publiek welkom zijn, zoo zij maar niet zijner onwaardig is. Deze, hoe weinig volkomen naar waarde, is eene hartelijke bijdrage tot lof van eenen Staatsman, zoo als er weinige gevonden zijn, wij zouden bijna zeggen, thans geene | |
[pagina 561]
| |
meer bij ons gevonden worden. Helder van hoofd en inzigten, rond en open van inborst, stoutmoedig en voorzigtig tevens, ernstig in het behandelen van het wezen der zaken, lieftalig in de hoogste mate, kundig, verstandig, braaf, vriendhoudend, een waardig vaderlander, een hoogst getrouw dienaar van den Staat en zijnen Vorst. Wij hebben over hem met het meeste genoegen gelezen de korte, maar uitnemende hulde, hem bij de openbare zitting van de derde klasse van het Koninklijk Nederlandsch Instituut toegebragt door den vasten Secretaris van die klasse, den tex, en te vinden in het eerste stuk van den jaargang over 1843, bl. 64-74, van het Tijdschrift Het nstituut. Ook deze van den Heer quetelet, schoon van geheel anderen aard, lazen wij niet zonder voldoening; en de Heer kesteloot heeft, naar ons oordeel, den Nederduitschen lezer eene wezentlijke dienst gedaan, met hem die Hulde aan eenen zoo vermaarden en waarlijk edelen tijdgenoot, die als schrander Staatsman en als echt Nederlander zoozeer aanspraak heeft op de bewondering en de achting van allen, in wier boezem een waar Nederlandsch hart klopt, mede te deelen. De Heer kesteloot betuigt, meer dan dertig jaren vertrouwelijken omgang met den Heer falck gehad te hebben, en heeft, na eene getrouwe vertaling der Hulde van den Heer quetelet, een naschrift en bijlagen daarnevens gevoegd, die verder de edele inborst doen kennen van den man, wiens verlies Nederland met regt betreurt. Op deze wijze heeft de Heer kesteloot, wij moeten hem deswege regt doen wedervaren, veel bijgedragen, om den grooten man later in een nog helderder licht aan het oog zijner tijdgenooten voor te dragen, en waarlijk mede bouwstoffen geleverd tot het opstellen eener levensgeschiedenis in alle deelen naar behooren, waarin minder de eigene personen van Redenaar en Vertaler en nog meer de groote punten, hier even aangeroerd, opgenomen en ontwikkeld moeten worden, met verdere bijdragen, die nog in menigte bij bloedverwanten, vrienden, bekenden, ook in de Archiven van den Staat als anderzins, voorhanden zijn. Het is toch bekend, dat de Heer falck aanteekeningen heeft nagelaten, die zeker van veel gewigt zullen zijn, en die wij hopen, dat eerstdaags aan het licht zullen komen. Wij toch zijn het met den Uitgever ten dezen niet eens, dat men latere tijden moet afwachten, om | |
[pagina 562]
| |
alles omtrent falck naar eisch aan het licht te brengen. Nu toch leven nog zijne vrienden; nu is het geheugen nog versch, de indrukken zijn nog niet uitgewischt, en het hart is nog vol, bereid tot mededeeling en uitstorting. Onder de zinsneden, die ons onder vele andere in dit werk troffen, zijn deze: Bl. 1. ‘Zijne meerderheid wist zich te doen gelden zonder anderen te overschaduwen, en de wangunst heeft nooit den moed gehad hem aan te randen, of zelfs die verraderlijke wapenen tegen hem te beproeven, welke door de staatsdienaren zoo zeer gevreesd, en door de naijverige middelmatigheid zoo gretig toegejuicht worden. Het verdient inderdaad opmerking, dat zelfs de vijandigste drukpers, die slechts aanrandt om te vernederen en te verguizen, nog nimmer hare tanden tegen hem gewet heeft, zelfs niet in de dagen toen hij het hoogst in aanzien stond.’ Bl. 9. ‘Aan anderen zij de taak overgelaten, de bekwaamheden, het verheven karakter, door hem in deze moeijelijke betrekkingGa naar voetnoot(*) aan den dag gelegd, op den regten prijs te stellen; anderen mogen het aanwijzen, met welk eene wijze onzijdigheid hij de onderscheidene, vaak uiteenloopende belangen der beide, steeds achterdochtige, steeds op wederkeerige voordeelen tukke gedeelten van het Koningrijk, vredelievend wist overeen te brengen; met welke kieschheid hij de steeds tegen elkander overstaande en op eigen verdediging bedachte volks- en godsdienstige vooroordeelen spaarde. Allen boezemde hij een gelijk vertrouwen in, want allen bouwden op zijnen helderen blik, op zijne deugd en regtschapenheid. Was er ééne hand bekwaam geweest, om de verschillende deelen van het rijk, die, naauwelijks te zamen gevoegd, reeds dreigden zich los te wringen, vereenigd te houden, het was ongetwijfeld zijne vaste hand. Men heeft het vaak, en niet zonder grond, herhaald, dat hij alléén de man was, die zou geweten hebben, met beleid de klip voorbij te zeilen, waarop naderhand de staatshulk heeft schipbreuk geleden.’ Bl. 12. ‘Zijn steeds levendig en geestig onderhoud bezat eene wegslepende warmte, waarin een zweem van het bijtende doorstraalde, dat nogtans door eene uitstekende goedaardigheid getemperd werd.’ | |
[pagina 563]
| |
Bl. 15. ‘De Koning der Nederlanden had hem den titel van Baron verleend; maar falck, aan zijne aangenomen grondstellingen getrouw, heeft nooit zijne brieven van adeldom doen ligten; hij was er jaloersch op, om zijnen naam zoo te behouden, als hij er in geslaagd was dien zelf te veredelen.’ Maar genoeg, om te doen zien, dat ook zeer ware en treffende opmerkingen hier voorkomen. Wij ontkennen echter niet, dat er veel omslagtigs en overbodigs had kunnen achterwege gelaten worden. Daarentegen hadden wij over zijne belangrijke jeugd en zijne betrekkingen wel iets meer verlangd, en alsdan had de, nergens, zoo wij meenen, vermelde bijzonderheid ook kunnen worden medegedeeld, hoe de beroemde martinet zijn Kort Begrip der Waereld-Historie voor de jeugd, aan falck en zijne beide Zusters, toen de eerste slechts 13 jaren oud was, opgedragen heeft. Dit werk moge de vrienden van falck aansporen, om het voorbeeld, hier gegeven, ter harte te nemen, en eens een goed en beter geheel over hem te leveren. |
|