Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1844
(1844)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijVerhaal van de verrigtingen der Jezuiten in Friesland, door Pater Willebrordus van der Heyden, Lid van de Orde der Jezuiten. Uit het Latijn vertaald en met Aanteekeningen voorzien door Dr. H. Amersfoordt en Mr. A. Evertsz, Leden van het Provinciaal Friesch Genootschap enz. Te Leeuwarden, bij J.W. Brouwer. 1842. In gr. 8vo. XXIV en 342 bl. f 3-60.De op den titel genoemde Geleerden kochten op eene boekenveiling een handschrift, getiteld: Historia Frisica. Bij de inzage ontdekten zij, dat het geschrift niet, zoo als zij vermoed hadden, over staats- en krijgszaken liep, maar het verslag behelsde van eenen zendeling der Jezuiten, tot opbeuring en herstelling van de Roomsche Godsdienst in Friesland. Spoedig waren zij er op bedacht, dit belangrijk verhaal algemeen verkrijgbaar te stellen. Zij besloten hetzelve uit het oorspronkelijk Latijn in het Nederduitsch te vertalen en er de noodige aanteekeningen en eenen bladwijzer bij te voegen. De opsteller van het werk is willebrordus van der heyden, geboren te Middelbeers in Brabandsch Kempenland, in het jaar 1595. In de Societeit opgenomen te Mechelen, in het jaar 1613, studeerde hij te Antwerpen in de beschaafde letteren, was onderwijzer te Oudenaarden in de syntaxis, dichtkunst en rhetorica, studeerde daarna weder vier jaren in de godgeleerdheid, en werd in 1626 tot priester gewijd. In hetzelfde jaar werd hij uit Frankrijk als Jezuitisch zendeling naar Friesland gezonden, maar kwam, na eenigen tijd te Vlissingen in den kerker te hebben doorgebragt, eerst in 1627 te Leeuwarden, en was in Friesland in de reeds genoemde betrekking met zeer veel ijver werkzaam tot aan zijnen dood in het jaar 1638. Een van zijne ambtgenooten, robert du rieu, getuigt van hem: ‘Ik weet niet, of Friesland na den H. willebrordus ooit eenen meer nuttigen en volmaakten Apostel bekomen heeft.’ | |
[pagina 515]
| |
De bedrijven der Jezuiten zijn zoo wel door hunne lofredenaars als door hunne vijanden meermalen met drift beoordeeld. In dit boek echter spreekt een lid der Orde, in het geheel niet met het doel om zich tegen ingebragte beschuldigingen te verdedigen, maar als enkel berigtgever van zijne eigene stille werkzaamheden en die der zijnen, en levert dus eene belangrijke bijdrage tot de kennis van het eigenaardige der veel geroemde en veel gelaakte Orde der Jezuiten. Als zoodanig hebben wij het werk met lof aangekondigd gezien in een Roomschgezind TijdschriftGa naar voetnoot(*). Ook wij bevelen het aan de opmerkzaamheid van den onpartijdigen onderzoeker der waarheid. Wie toch zal langer twijfelen aan het Goddelijke der zending van de Jezuiten, die door de lezing van dit boek overgehaald wordt tot het geloof, dat johannes bartels te IJlst in Friesland, op het gebed van den Jezuit anscke bockes bruynsma, drie dagen na zijn overlijden uit den dood is opgewekt en nog eenige jaren na zijne opstanding heeft geleefd! Onder meer andere hier verhaalde gebeurtenissen is in allen deele de opmerkzaamheid waardig het verhaal der bezwering van een bezeten meisje, anna genaamd, te Ezumazijl nabij Anjum. Toen dit meisje, bij het ontvangen van den doop, volgens het kerkgebruik der Roomschgezinden, aan den Duivel de gehoorzaamheid opzeide, bragt deze (de Duivel namelijk), zich als katten vertoonende, het geheele huis in opstand. Toen door den pater duivelbezweerder, (N.B.) overeenkomstig de gebruiken der Roomsche Kerk, werd gevraagd, welken naam de Duivel had, bleek het, dat de duivelbanner, meenende slechts met éénen Duivel te doen te hebben, zijne rekening buiten den waard gemaakt had, want dat een vrij talrijk gebroedsel van dit gespuis de ongelukkige anna bewoonde. De Duivelen noemden zich Petter Stobbeler, Brand in de Hel, Kieck in de Hel, Kieck deur de Glasen, Voordanser, Blaes in de Hel, Rabbeler en Babbeler. Ja, toen deze acht Duivels uitgebannen waren, bleek het, dat een negende, die zich na langdurige weigering eindelijk bekend maakte onder den naam van hanske compt boven, bij de bezetene achtergebleven was. Dit hanske, door den pater Jezuit geheel in het naauw gebragt, vlugtte met anna naar het | |
[pagina 516]
| |
geheim gemak, en weigerde den knip van de deur af te schuiven. De bezweerder, toen hij tot het Evangelie gekomen was van den sterken man, die zijnen hof bewaart, Luk. XI:21, 22, beschimpte den Duivel, omdat hij eenen vuilen en hem waardigen hof (namelijk een geheim gemak) had uitgekozen, waarin hij evenwel onverzettelijk huis hield. Kort daarna opende de Satan het geheim gemak en voer tegen den Priester met vinnige woorden uit: ‘Du sacramentsche Paap, du Duivelsbander!’ Dit lezende, kunnen wij er geene redenen voor vinden, dat men onlangs zoo verlegen was met het verhaal van de uitbanning van den Duivel uit een meisje door Monseigneur laurent. Dan, hoe dit zij, wij verheugen ons even zoo wel als de aankondiger en beoordeelaar van het werk in den Katholiek over de uitgave van het werk, en hopen, dat een gelijk gebruik van andere nu nog verborgene soortgelijke bescheiden gemaakt zal worden, niet alleen in het belang der speculative letterkunde, maar ook opdat hoe langer hoe meer de waarheid van dwaling worde onderscheiden, en de wijsheid geregtvaardigd worde door hare kinderen. |
|