Plutarchi Cimon. Commentariis suis illustravit et de vitae hujus fontibus disseruit Arnoldus Ekker. Trajecti ad Rhenum typis mandaverant Kemink et filius. 1843. 8vo. pp. 171. f 1-80.
De met lof bekende Conrector van het Utrechtsche Gymnasium heeft in het hierbij aangekondigd wordende werk zijne krachten besteed, om de levensbeschrijving van den grooten Veldheer cimon door plutarchus met zijne toelichtingen te verrijken; en na een gezet onderzoek van 's mans letterarbeid meenen wij aan zijn werk de verdienste van naauwkeurigheid en juistheid van opmerkingen niet te mogen ontzeggen. Blijkbaar is de Cimon met lust bewerkt, en voor wie niet geheel een vreemdeling is in de geschiedenis van Griekenland, en liefhebberij heeft in het lezen der Grieksche schrijvers, zullen de aanteekeningen van den Heer ekker regt aangenaam zijn. Na eene allezins lezenswaardige opdragt aan den, der wetenschappen onlangs zoo vroegtijdig ontrukten Hoogleeraar j.h. van bolhuis, behandelt de Commentator, in eene welgeschrevene inleiding, twee belangrijke vraagstukken, het eene over den tijd, waarin cimon geleefd heeft, het andere over de bronnen, waaruit plutarchus geput heeft. Met reden toch zegt de Commentator, dat, om cimon's leven naar regt te kunnen beoordeelen, men vooral goed bekend moet zijn met het tijdperk, waarin hij op het staatstooneel zich vertoonde; en ten opzigte van dit vraagstuk erkent de Heer ekker zeer veel verpligt te zijn aan eene in het Hoogduitsch uitgegevene verhandeling van lucas; met welken schrijver hij, hoewel veeltijds instemmende, het echter niet overal eens kan worden. Bij de behandeling van het vraagstuk over de bronnen, door plutarchus geraadpleegd bij het zamenstellen der levensbeschrijving, maakt de Commentator eene verdeeling tusschen de schrijvers, die tijdgenooten waren van cimon, en die, welke later gebloeid hebben. Tot de eersten brengt hij thucydides, jon chius en
stesimbrotus thasius, de