Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1844
(1844)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijGeschiedenis der uitvindingen in kunsten en wetenschappen, sedert den vroegsten tot op onzen tijd, door J.H.M. Poppe, Hoogleeraar te Tübingen. Vrij naar het Hoogduitsch bewerkt. IV Stukjes. Te Zutphen, bij W.J. Thieme. In 12mo. 451 bl. f 1-15.Men zoeke hier geene volledige of wetenschappelijke behandeling van het gewigtige, op den titel genoemde onderwerp. Het is een leesboek voor de hoogste klassen der lagere scholen, en daartoe ook zeer bruikbaar. Overal zal die jeugd het wel niet begrijpen, niet alleen in de vermelding der latere ontdekkingen in de scheikunde (waarin men met het nieuwste, gelijk in de natuurkundige wetenschappen in het algemeen, niet schijnt bekend te zijn)Ga naar voetnoot(*), maar men leze b.v. (St. 4, bladz. 5.) Er ontstonden ‘(in de bouwkunde) sieraden, b.v..... de vele reliefs aan de buitenzijde der gebouwen, de sieraden in de groeven der zuilen, de gekoppelde zuilen, de verkleinde pilasters achter de zuilen, de kleine zuilen tusschen groote, de ronde en doorgesnedene gevels, de uitgebogene friezen in de entablementen, de op kraag- | |
[pagina 492]
| |
steenen rustende zuilen, enz.’ Dat verstaat de jeugd niet, en de helft der onderwijzers kan het haar niet uitleggen. Doch dit zijn uitzonderingen. De Duitscher zal het aan den oorspronkelijken Schrijver gaarne ten goede houden, dat hij de uitvinding der hoekdrukkunst aan gutenberg te Mainz toeschrijft; maar indien de Nederlandsche vrije bewerker dit geheel en al, overeenkomstig de voor iederen onpartijdige van alle landen blijkbare waarheid, voor koster en Haarlem hadde veranderd, zou hij zich beter van zijne taak hebben gekweten, dan door de flaauwe noot (St. 3, bladz. 16.) Zelfs de beroemde oudere en latere Hollandsche drukkers, de blaauws, de elzeviers, zelfs de lettergieterij van enschedé worden niet eens genoemd. Dat de vezelen van vlas en hennep in de steng zouden gevonden worden, is (St. 2, bladz. 2, 16) een bewijs van groote onkunde; misstellingen zijn (St. 4, bladz. 41), dat de eerste orgels slechts tien klavieren hadden, waarvoor men toetsen leze; albertus magnus (St. 4, bladz. 109) in de zestiende eeuw; en gedegene metalen (St. 4, bladz. 102 en eld.) een germanismus. Wij teekenden nog meer dergelijke onjuistheden aan, doch het opgegevene volsta tot staving van ons oordeel, dat dit werkje, ofschoon in het algemeen doelmatig en goed, toch ook nog onjuistheden bevat, die de onderwijzer bij het gebruik zal behooren te herstellen. |
|