| |
| |
| |
Boekbeschouwing.
Geschiedenis der zedelijke en godsdienstige beschaving van het hedendaagsch Europa. Door W.A. van Hengel, IVde Deel. Te Zaltbommel, bij J. Noman en Zoon. 1844. In gr. 8vo. VIII en 629 bl. f 4-80.
Zoo ontvangen wij ten laatste het einde van des Hooggeleerden van hengel's onderzoekingen over de geschiedenis van Europa's zedelijke en godsdienstige beschaving. Wij wenschen den waardigen Schrijver geluk met de voltooijing der voor twaalf jaren opgevatte taak. Was dezelve niet altijd even gemakkelijk, had hij soms met groote moeijelijkheden te kampen, aan een' zoo veelomvattenden arbeid onafscheidelijk verbonden, dubbel groot moet nu ook de zelfvoldoening zijn, die hij smaakt bij het terugzien op den afgelegden weg; te grooter nog, omdat zeker geen kundig beoordeelaar en onpartijdig lezer de verklaring zal kunnen terughouden, dat het werk bij de voortzetting in waarde gewonnen heeft, en juist het tegenovergestelde der bekende klagt exitus alget hier zijne toepassing vindt.
Het derde Deel had ons te aanschouwen gegeven, hoe Europa's zedelijke en godsdienstige beschaving door middel der Hierarchie en der kruistogten van den staat der kindschheid tot dien der jongelingschap overging. Dit laatste Deel doet ons zien, hoe de beschaving van Europa door middel der kerkhervorming tot den staat der volwassenheid kwam, en dit ook in de gevolgen ten toon spreidde. Drie Hoofdstukken doen ons dien voortgang der beschaving voor, bij en na de Hervorming overzien.
In het eerste Hoofdstuk worden de verschillende wegen beschouwd, welke de voorbereiders der kerkhervorming zijn ingeslagen, om onder Europa's volken de beschaving tot een' staat van volwassenheid te brengen. Teregt wordt hier onderscheiden, wat door geheele secten en wat door
| |
| |
bijzondere personen verrigt is. Bij de eersten denkt de Hoogleeraar zoowel aan geestdrijvers en dweepers, als aan dezulken, die zich door een min of meer Christelijk grondbeginsel lieten leiden. Hier komen alzoo van de eene zijde Paulicianen, Beghijnen, Begharden, de Fraticelli, de Flagellanten, van den anderen kant de Waldenzen, de Wiklefiten, Taboriters, Calixtinen, en de zoogenaamde broeders der wet van christus in aanmerking. Voornamelijk wordt nog de aandacht gevestigd op den invloed der mystieken, op de broeders des gemeenen levens en anderen. Het gematigd oordeel, dat over laatstgenoemden wordt uitgesproken, moeten wij ten hoogste roemen, daar het de strekking heeft, om hunne verdiensten wel niet te verkleinen, maar toch voor die overdreven' waardering van hunnen invloed te bewaren, waaraan menig geschiedschrijver zich heeft schuldig gemaakt. Van bijzondere personen gewagende, slaat de Schrijver onderscheidenlijk op den tijd vóór, gedurende en na de groote kerkvergaderingen het oog. ‘Deze verdeeling van drie tijdperken geschiedt hier niet willekeurig, omdat wij naar rustpunten zoeken, maar is daarin gegrond, dat zij zichzelven onderscheiden. Het eerste strekt zich over meer dan 100 jaren uit, en wint het dus in langdurigheid van de beide anderen. Maar het draagt er ook de blijken van, dat de dag, waarop met reikhalzen wordt uitgezien, nog verre verwijderd is. Nog vertoont zich aan de kimmen niet meer, dan de eerste glans van het morgenrood. Evenwel vertoont zich deze reeds helder en bekoorlijk genoeg, om de oogen van een ieder, die niet verblind is, tot zich te trekken.’ Men kent de mannen, op welke de Schrijver hier
het oog heeft. Van hunne onsterfelijke verdiensten wordt, ook bij het licht van belangrijke monografiën, daarover in den laatsten tijd in het licht verschenen, zooveel gezegd, als noodig was, om hunnen weldadigen invloed op de beschaving te beschrijven. Vooral heeft ullmann's voortreffelijk werk die Reformatoren vor die Reformation den Heere van hengel hoogstbelangrijke diensten bewezen. Wessel gansfort, r. agri- | |
| |
cola en johannes reuchlin treden hier achtereenvolgens op het tooneel der geschiedenis, ook van de epistolae obscurorum virorum wordt melding gemaakt, en voornamelijk het oog op onzen beroemden landgenoot erasmus geslagen. De Schrijver houdt bij de beschouwing des grooten mans den gelukkigen middelweg, tusschen twee klippen, waarop men in den laatsten tijd is vervallen; de eene, om hem als Hervormer reeds in den eigenlijken en vollen zin van dit woord te beschouwen, ja in hem den grootsten aller kerkhervormers te zien; de andere, om hem zelfs onder de voorbereiders der Hervorming eene eervolle plaats te ontzeggen. Teregt wordt het standpunt van erasmus aangewezen, als verbetering der kerk in de kerk bedoelende, en daartoe minder door onderzoek der Evangelische waarheid, dan door classische geleerdheid en bitteren spot den weg hebbende gebaand. Evenmin worden echter zijne zwakheden vergeten, die hem ongeschikt deden zijn, om gezegender werktuig in de hand der Voorzienigheid voor de zaak der Hervorming te worden. Met hem wordt het eerste der drie Hoofdstukken van dit Deel op eene waardige wijze besloten; een Hoofdstuk, waarin groote rijkdom van zaken in een kort bestek vereenigd is.
Het tweede Hoofdstuk schetst de zedelijke en godsdienstige beschaving van Europa, onder voorspoed en tegenspoed eindelijk zooverre gekomen, dat zij door middel der kerkhervorming tot den staat der volwassenheid overgaat.
Eerst wordt op den voorspoed gelet, waardoor hare zaak begunstigd is. Vier bijzonderheden worden achtereenvolgens gadegeslagen. 1o. Het verval van de Roomsche kerk, zich dagteekenende van het jaar 1303 af, toen bonifacius VIII den Pauselijken zetel aan benedictus XI overliet. Bepaaldelijk wordt hier op de verplaatsing des Pauselijken zetels naar Avignon, op het groote schisma en op den invloed der kerkvergaderingen ter knakking der Hierarchie het oog gevestigd. Van de zedeloosheid der Pausen wordt teregt slechts de algemeene omtrek geschetst, die hier voldoende was. 2o. Ziet de Schrijver
| |
| |
den voorspoed der beschaving bevorderd door de staatkundige veranderingen, in Europa, gedurende dit tijdperk voorgevallen. Vooral op Frankrijk, Engeland, Duitschland en Italië, als ook op Nederland en Zwitserland vestigt de Schrijver hier eenen opmerkzamen blik. De wegruiming van het leenstelsel, de afschaffing der afschuwelijke veemgerigten en andere merkwaardige gebeurtenissen worden hier in verband met de zedelijke en godsdienstige beschaving gebragt. 3o. Een derde bron van voorspoed vindt de Schrijver in de vorderingen in het maatschappelijk leven, en wijst ons zoowel op de uitvindingen, vooral die van buskruid, kompas, boekdrukkunst en de ontdekking van Amerika, als op de stichtingen en instellingen, voornamelijk de Akademiën, Bibliotheken, letterkundige vereenigingen en posterijen. Vooral echter komt hier het herleven van kunsten en wetenschappen in aanmerking, zoo als zij zich in verschillende streken van Europa vertoonden. 4o. Eindelijk wijst hij op onderscheidene gebeurtenissen, door of buiten 's menschen toedoen, waaronder sommige, oppervlakkig beschouwd nadeelig, maar bij dieper inzien voordeelig voor de zaak der beschaving zijn geweest. Hier wordt gedacht aan landplagen, voornamelijk aan den zwarten dood, aan de bekeering der Litthauers, het eenige Heidensche volk, dat nog in Europa overig was, aan de verdrijving der Mooren uit Spanje, en den val van Konstantinopel. Vooral wat over deze laatste bijzonderheid wordt medegedeeld
kwam ons hoogst opmerkelijk en doeltreffend voor.
Maar ten tweede, de beschaving had ook in dit tijdperk met menigerlei tegenspoeden te kampen. Nog stond de maatschappij op eene verstandelijke en zedelijke laagte, waarvan men zich naauwelijks eene voorstelling kan vormen. Getuige de diepe onkunde zelfs in hoogere standen, het bijgeloof van den Mariadienst, plegtigheden als het Ezelsfeest, hersenschimmen als de Alchymie. Getuigen de ondeugden, zelfs op de troonen en aan de hoven onbeteugeld heerschende, en van daar onder de lagere klassen verspreid. Nog werd er een' aanmerkelijken tegenstand
| |
| |
geboden aan den voortgang der beschaving. Rome bleef nog heerschen. De volken bleven aan kerkelijke bepalingen, instellingen, leervormen en gebruiken onderworpen. En de gewetensdwang vond vooral in de afschuwelijke inquisitie een' steun, die nog de menschheid doet huiveren. Bovenal echter werd de voortgang der beschaving vertraagd door de verdeeldheid, die onder de voorbereiders der Hervorming zelve heerschte. De een strijdt voor hervorming in, de andere wil haar buiten de kerk, en beide partijen wijzigen hunne gevoelens op schier ontelbare wijzen. Door die verdeeldheid kwam het zelfs zoo ver, dat de een meermalen veroordeelde, wat de ander goeds had gesticht. Zooveel vereenigde zich om den voortgang van waarheid en deugd te verhinderen. Maar, de Schrijver wijst het in bijzonderheden gedurig aan, ook deze tegenspoeden hadden onbedenkelijk hunne goede zijde. Behoudens de menschelijke vrijheid kon het ook niet wel anders toegaan, en door wrijving van gevoelens en gezindheden kwam ook hier de waarheid helderder te voorschijn.
Ook hier werd de Voorzienigheid geregtvaardigd door de uitkomst harer leidingen. Immers ten derde, te midden van den genoemden voorspoed en tegenspoed zien wij de beschaving tot den staat der volwassenheid naderen, door middel van de kerkhervorming. Met korte trekken wordt de gang dier onvergetelijke gebeurtenis in Duitschland en Zwitserland geschetst. Langs dezen weg heeft de Hoogleeraar ons voorbereid, om op te merken, wat weldadigen invloed de Hervorming op Europa's beschaving heeft uitgeoefend. Reeds daaruit blijkt die invloed, dat de Hervorming haar van die banden, waaraan zij, door Rome's heerschappij, voor altoos gekluisterd was, heeft verlost. Meer nog daarin, dat zij de beschaving op eene treffende wijze in de wereld ingevoerd heeft. Wat zamenloop van velerlei omstandigheden, welke aan de Hervorming bevorderlijk zijn geweest! Hoe geschikt waren hare hoofdpersonen, luther en zwingli, om juist eene zedelijke en godsdienstige beschaving in te voeren in de landen van Europa. Op wat edele wijze arbeidden zij aan
| |
| |
het tot stand brengen van de Hervorming der kerk! En nog werd het voornaamste niet genoemd. De Kerkhervorming heeft eindelijk de beschaving tot steeds voortgaande werkzaamheid in staat gesteld. Zij kreeg nu daartoe een krachtig grondbeginsel, een veelvermogend hulpmiddel en eene sterke aansporing. Het eerste in het geloof aan Gods genade in christus, waardoor zoo weldadig een invloed op de volmaking der menschheid werd uitgeoefend; het tweede in den Bijbel, die nu wederom in handen werd gebragt, waaraan hij zoo lang was onthouden; de laatste in een' zamenloop van omstandigheden, die haar drongen, om toch vooral niet stil te staan op den ingeslagen weg. - Ook dit Hoofdstuk eindigt de lezer gewisselijk niet, zonder vooral aan het veelzijdige van des Schrijvers onderzoek eene opregte hulde te hebben gebragt.
Het derde Hoofdstuk ligt nog voor ons. De gevolgen, welke de overgang van Europa's zedelijke en godsdienstige beschaving tot den staat der volwassenheid, na de Kerkhervorming tot aan de laatste jaren, gehad heeft, worden hier in oogenschouw genomen. Eerst wordt nagegaan, wat er voor, dan wat er na den Munsterschen vrede heeft plaats gehad.
Vóór den Munsterschen vrede zien wij de beschaving zich hoe langer zoo uitgebreider' werkkring openen. De Hervorming maakte gedurig nieuwe veroveringen in noordelijk en westelijk Europa. Daarbij nam de beschaving innerlijk in kracht en vastheid toe. Daartoe dienden onderscheidene gebeurtenissen buiten de Protestantsche kerk, de maatregelen en aanslagen tegen haar, en de ontwikkelingsgangen en aanslagen in haar midden. De kenner der geschiedenis herinnert zich gemakkelijk, zonder nadere opgave, welke bijzonderheden hier door den Hoogleeraar bedoeld worden. Maar met hooge belangstelling zal hij ook hier de regtvaardiging van het hooge Godsbestuur lezen, dat zooveel toeliet, 't welk bij den eersten opslag schadelijk voor de goede zaak kon schijnen, om uit die verwarring later de heerlijkste orde te doen geboren worden. De geschiedenis leert dan ook, dat de beschaving door al
| |
| |
deze stormen minder verloren, dan gewonnen heeft. Geen wonder dan ook, dat zij de Christenheid in menigerlei opzigt beweldadigd heeft, gedurende het tijdperk, waarvan wij spreken. Het burgerlijk en maatschappelijk leven der Christenen werd hervormd, zoowel op den troon als onder het volk; onder hetwelk zich de verlichting al meer en meer verspreidde. Tevens oefende de beschaving een' heilzamen invloed op het hart en leven der Protestantsche Christenen. Dit kon niet anders, zoo wij acht geven op den aard der Hervorming, op de werkzaamheid harer voorstanders, en op verscheidene feiten, die ter onze kennis zijn gekomen, en het ontegenzeggelijk toonen, dat niettegenstaande menige regtmatige klagte, toch door haren invloed de woestheid der zeden verminderd is, en de edelste deugden zijn aangekweekt. Eindelijk mag men niet vergeten op den weldadigen invloed te letten, die de beschaving, door de Hervorming ingevoerd, op de Roomsche kerk zelve uitgeoefend heeft. Ook daar verhieven zich vele stemmen voor de Hervorming. Ook daar stonden, (men denke slechts aan een contarini, cassander, de l'hopital en zoovele anderen!) warme voorstanders van Christelijke verdraagzaamheid op. Ook daar werd door middel der Protestantsche beschaving velerlei goeds ingevoerd, de aflaathandel werd afgeschaft, de inquisitie verzacht, de Catholieke Godgeleerdheid verbeterd. En van het geheele tijdperk kan gezegd worden, dat het schier onmogelijk is, al het goede te vermelden, dat de beschaving aan Roomsche en Onroomsche bewoners van het Christelijk Europa al aangebragt heeft.
Na den Munsterschen vrede zien wij de beschaving nog twee tijdperken beleven, een' tijd van stilstand, en een' tijd van beweging. De eene duurt tot den val van het Fransche Keizerrijk voort, de andere van daar tot op latere jaren. Het spreekt echter van zelf, dat beide benamingen, als a parte potiori gegeven, moeten opgevat worden.
Stilstand kwam er na den Munsterschen vrede in de uiterlijke werkzaamheid en den verderen voortgang der beschaving onder de volken van Europa. De Munstersche
| |
| |
vrede toch gaf aan ieder Vorst het regt, om van zijn grondgebied te verwijderen wie afweek van de heerschende kerk. Ook de innerlijke werkzaamheid der beschaving bleef over het algemeen dezelfde, althans zij deed geene stappen, die sterk aan anderen in het oog vielen. Zelfs ontving zij menige gevoelige wonde, vooral door de gruwelen der Fransche omwenteling, en door het ontkiemend ongeloof der Naturalisten en Rationalisten, om nu van eene ongeloovige rigting der wijsbegeerte niet eenmaal te spreken. Natuurlijk wordt met dit een en ander volstrekt niet ontkend, dat ook hier en daar werkelijke vooruitgang plaats gegrepen heeft, waarvan trouwens hier hoogstbelangrijke proeven worden te berde gebragt. Door een en ander werd het tijdperk van menigvuldige beweging voorbereid, dat na den val van napoleon op haar grondgebied aanbrak, gedurende eenen ruim acht en dertig jarigen vrede. Vierde zij hier en daar eene aanvankelijke zegepraal, toch bleef zij in vele oorden nog in een' staat van bange worsteling of moedigen strijd verkeeren. Beweging vertoonde zich op zedelijk en godsdienstig grondgebied door geheel de Christenmaatschappij heen, in de Roomsche kerk, midden onder de Protestanten, ook ten gevolge van het ontkiemend Separatisme. De zedelijkheid en godsdienstigheid zelve, de Schrijver wijst het in breede trekken aan, vertoonde menige schaduwzijde. In het algemeen kan men echter zeggen, dat zij vooruitgegaan is, en het ontbreekt den opmerkzamen beschouwer niet aan teekenen der tijden, die van eene betere toekomst schijnen te spreken. De vraag, wat er echter nu in bijzonderheden, op grond van het verledene, voor de toekomst der beschaving te wachten zij, acht de Schrijver te gewaagd, om haar te beantwoorden.
Zoo hebben wij dan een algemeen verslag gegeven van den hoofdinhoud dezes belangrijken Deels, dat velen tot deszelfs naauwkeurige lezing en bepeinzing uitlokken moge. Het verdient die ten volle, zoowel om de grondigheid, zelfstandigheid en onpartijdigheid van het wetenschappelijk standpunt, als om den echt Christelijken geest en toon,
| |
| |
die ook dit gedeelte des onderzoeks hebben bezield. Bij een' zoo verbazenden rijkdom van zaken, als hier in een kort bestek voorkomen, gevoelt men gemakkelijk, dat van eene eenigzins ontwikkelde beoordeeling hier geene sprake kan wezen. In de meeste punten van geschiedkundigen aard konden wij ons met den geleerden Schrijver vereenigen. Waar wij een andere meening toegedaan zijn, eerbiedigen wij die des Schrijvers, omdat hij haar overal door belangrijke gronden gestaafd en zonder eenige polemische rigting voorgedragen heeft. En wat het verband van dit Deel tot het uitgebreid geheel betreft, de Hoogleeraar heeft zeker aan het verlangen en de behoefte van velen voldaan, door het algemeen Overzigt, hetwelk wij hier aan het einde vinden. Het dient niet weinig, om den schakel der denkbeelden in het licht te stellen, en het plan des werks van meer dan eene zijde te regtvaardigen. Het einde van dit Deel keert terug tot, en strekt ter staving van hetgeen in het laatste punt des derden Hoofdstuks van de uitvoerige Inleiding voor het eerste Deel aangaande den tegenwoordigen toestand der Europesche beschaving was beweerd. Waar wij het boek hoogstvoldaan ter zijde leggen, wenschen wij den geleerden Schrijver overvloedige vruchten toe van den voltooiden arbeid, bij het klimmen zijner jaren, en danken God, die hem ook daartoe lust schonk en krachten. Hij worde nog lang gespaard voor de godgeleerde wetenschappen, de vaderlandsche kerk en de beroemde Hoogeschool, waarvan hij zich ook door dit geschrift heeft betoond een uitnemend sieraad te wezen!
|
|