handen der Regering gebonden waren door het reeds aangenomene Eerste Boek; en daarom wenscht de Redactie van het Weekblad, dat, alvorens de ontwerpen van het Tweede Boek ter beraadslaging worden gebragt, het Eerste Boek aan eene algeheele herziening worde onderworpen. Men kent nu deszelfs leemten en gebreken, vooral door een streven naar verscheidenheid en menigvuldigheid in strafsoorten, voor elke waarvan men nu ten minste een daardoor strafbaar misdrijf moet stellen, ten einde niet ééne strafsoort in het Eerste Boek voorkome, waarvoor men dáár of verder geene gelegenheid tot toepassing vindt.
Voorts heeft men, bij de wettelijke beslissing van tot dus ver betwijfelde vragen, blijkbaar ten doel gehad de zoogenaamde Jurisprudentie, zoowel in Frankrijk als bij ons, te handhaven; terwijl zoodoende wel eens nu tot wet zou kunnen worden gemaakt, hetgeen thans reeds erkend wordt met de ware beginselen van het Strafregt te strijden, en tot dus ver alleen bij wege van uitlegging is aangenomen, zoodat men, de wet anders uitleggende, van de dwaling terug konde keeren. Doch die terugkeer wordt onmogelijk, als die afgedwaalde jurisprudentie tot wet wordt verheven.
Behalve deze en nog eenige algemeene aanmerkingen, worden al de titels van het Tweede Boek aan eene opzettelijke artikelwijze beoordeeling onderworpen, soms ook met voorstel eener verbeterde redactie, b.v. de zeven eerste artikelen van titel I worden zamengetrokken in slechts drie artikelen, waar al het noodige in te vinden is. Bovendien behelzen die drie artikelen nog de gewigtige verbetering, dat daarin zoowel de gewelddadige aanslag tegen het leven van den Regent, als tegen dat van den Koning en den vermoedelijken erfgenaam van de Kroon met den dood gestraft wordt; terwijl daarentegen zulk een aanslag tegen het leven der Koningin (mits niet zijnde regerende Vorstin, in welk geval zij met den Koning of den Regent gelijk zou staan) slechts gestraft wordt met langdurige zware tuchthuisstraf, even als die aanslag tegen het leven der overige leden van het Koninklijk Huis. Bij het ontwerp der Regering daarentegen wordt de gewelddadige aanslag tegen het leven der Koningin, schoon voor ons, zoo zij geene regerende Vorstin is, niets meer dan de vrouw des Konings, met den dood gestraft; maar zulk een aanslag tegen het leven van den Regent, schoon deze, in staatkundig belang, met den Ko-