Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1844
(1844)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 430]
| |
Nog niet lang geleden kwam deze waarlijk fraaije roman Rec. eerst ter beoordeeling in handen, en hij haast zich, om vooral leesgezelschappen, die, door den hun ligt weinig bekenden naam teruggehouden, het boek hebben weggezonden, op deze onderhoudende lectuur opmerkzaam te maken. Zoo het schijnt, is de naam bernhard slechts een pseudonym, maar in Denemarken zelf staan de verhalen, onder dezen verdichten naam uitgegeven, in hooge achting. Opmerkelijk is het, hoe het Noorden in de laatste jaren belangrijke bijdragen heeft geleverd tot de literatuur van smaak; niet minder opmerkelijk is het, na te gaan, hoe velen der Noordsche schrijvers zich gunstig onderscheiden van den verkeerden geest, die elders in dergelijke lectuur maar al te zeer heerschende is. Verhalen van gruwelen en ijselijkheden zijn aan de orde van den dag; zich in de poelen van ongeregtigheid en afschuwelijkheid rond te wentelen, is voor de geprezene schrijvers mode, en tooneelen van de diepste verdorvenheid te schilderen, heet fraai, getrouwheid aan de natuur, hooge bekwaamheid. Men mag toezien, waarop die gemeenzaamheid met de misdaad bij het groote publiek zal uitloopen! Wie behagen schept in zulke tafereelen, legge gerust dezen Kamerheer ter zijde; hij zal daarin geene voldoening voor zijnen bedorven smaak vinden. Maar wie genoegen vindt in eene levendige, getrouwe schildering van het huiselijke en het hofleven in Denemarken onder de regering van den zwakken christiaan VII en het alvermogende bestuur van struensee, dien durven wij eene aangename lectuur beloven. Men heeft in Denemarken zelf gezegd, dat de Schrijver, die zich onder den naam van bernhard schuil houdt, en de auteur van Eine Alltaggeschichte de beide mannen zijn, die den vreemdeling het beste denkbeeld van het Deensche leven en zijn kunnen geven, en wat bernhard aangaat, levert deze roman daarvan een sprekend bewijs. Rec. kent zijn Tableaux de genre, bij denzelfden Uitgever in het licht verschenen, niet, maar heeft het nu aangekondigde boek met groot genoegen gelezen. Reeds het eerste hoofdstuk, waar de lezer met den Kamerheer op zijnen ouden dag kennis maakt, stelt den man in zijn geheele doen en zijn levendig voor oogen, en herinnert in menig opzigt ons de bevallige teekening van de oude jufvrouw stauffacher in de inleiding van van lenlep's Ferdinand Huyck. Hier wordt de kamerheer zelf de hoofdpersoon des verhaals, en volgen wij hem met genoegen op de tooneelen, waarin hij in zijne jonge jaren eene rol heeft gespeeld, zoowel dan, als hij aan het huis van den eenvoudigen goudsmid calais en de beminnelijke lisette komt, als wanneer hij in het adellijke slot of aan het koninklijke hof verkeert. Ook de geschiedkundige personen, welke hier worden opgevoerd, zijn goed geteekend: de ellendige christiaan VII; de beminnelijke maar ongelukkige | |
[pagina 431]
| |
Koningin karolina mathilda met haren fieren geest, die den dwang der etiquette afwerpt en zich ook daardoor aan laster en kabaal blootstelt; struensee, de alvermogende Minister, bij het minste gevaar kleinmoedig en verlegen, enz. De val van struensee en der Koningin is als de ontknooping van het hier geleverde drama. Voor de gewone klasse van lezers had welligt het geschiedkundige gedeelte wel eenige meerdere ontwikkeling vereischt, omdat veel hier als bekend wordt voorondersteld, dat toch aan menigeen niet zoo bekend zal wezen. Wij willen dit den oorspronkelijken Schrijver echter geenszins als eene fout toerekenen. De geschiedkundige bijzonderheden van het tijdvak, door hem behandeld, zijn in zijn vaderland algemeen bekend, en, voor Deenen schrijvende, had hij geene opzettelijke ontwikkeling daarvan noodig. Blijkbaar is in het geheele boek eene groote vooringenomenheid met de ongelukkige Koningin; er wordt ook met geen woord gewag gemaakt van eene ongeoorloofde betrekking tusschen haar en struensee, die, zoo zij al hebbe bestaan, groote verontschuldiging vond in het ellendige huwelijk met eenen christiaan VII. Doch moeijelijk is het te beslissen, of er werkelijk eene misdadige verkeering tusschen beide hebbe plaats gehad. Struensee, zegt zeker schrijver, beminde het leven boven alles, en hij bekende eene misdaad, die hij niet gepleegd had, en die hem ook niet bewezen kon worden. Doch wij mogen ons hier met dit onderzoek niet verder inlaten, en eindigen onze aanprijzende aankondiging met op te merken, dat dit boek goed vertaald is, en zich ook van dien kant met genoegen laat lezen. |
|