dershut, zijn hem een even geliefd nachtverblijf; een handvol gras of een rotsblok tot hoofdkussen ontbreekt hem nergens, en eer hij zich neder legt, - noch den dief, noch den losch vreezende, noch den sneeuwval, noch den woudstroom, die langs zijn bed heenspoelt, -
spreekt hij zijn avondgebed uit, en jubelt, nog eer hij zijne oogen sluit, om berg en dal den eenzamen slaper aan te kondigen. Wie over de krakende gletschers met vasten voet heenstapt, wie uit de holen van het rotsgebergte eene verdoolde geit ophaalt, zonder een mistred te doen of het geduld te verliezen, wie zijn eigen timmerman en metselaar, schrijnwerker en smid is, wie het niet acht, dat zijne hut maanden achtereen onder de sneeuw bedolven ligt, wie, trots regen, storm of wintervlagen, zich elken zondag met levensgevaar naar de kerk begeeft, en den medelijdenden vreemdeling, die reeds bij het hooren van deze verschrikkingen ijst, glimlagchend kan antwoorden: “Het is eenmaal niet anders, en dat hindert ons niet!” die is gewapend tegen alle moeijelijkheden des levens.’
Aan geestige invallen, waarin spindler altijd rijk is, ontbreekt het ook hier niet; de volgende vergelijking is echter ongepast en bovendien onjuist, want de vogelhandelaar was toornig, en bij herodes was het achterdocht: ‘Koning herodes moet verschrikkelijk toornig geweest zijn, toen hij zijn bevel tot den kindermoord onderteekende; doch zijn toorn komt in geene vergelijking bij de ontzettende woede, waarvan de Heer fammerle bezield was.’ (D. II, bladz. 279).
Enkele kleine misstellingen, gelijk D. I, bladz. 50, ‘vroeg seraphin lagchende’, waar men oswald moet lezen, en D. II, bladz. 77, waar in plaats van martina staat: ‘marianne is ongeschikt voor het klooster’, en alzoo de moeder in plaats der dochter genoemd wordt, gelijk ook verwondering voor verwonding (D. III, bladz. 102), wijten wij den Vertaler niet, die zijne taak zeer goed heeft verrigt. De uitvoering wordt nog al eens door eene drukfout ontsierd.
Wij bevelen dezen roman van eenen gunstig bekenden Schrijver zeer aan.