Lotgevallen, opkomst, bloei, trapswijze achteruitgang, verval en denkelijke toekomst des Turkschen Rijks, door Mr. D.M. de Superville. Te Middelburg, bij J.C. en W. Altorffer. 1843. In gr. 8vo. 73 bl. f : - 90.
Meer dan een overzigt van de geschiedenis des Turkschen Rijks kan men op 44 wijdgedrukte bladzijden niet verwachten, vooral niet, wanneer daarop nog uit de vroegere en tegenwoordige staatkundige gesteldheid zoo van het Turksche Rijk, als van de voornaamste Christen-Mogendheden in Europa, de oorzaken van vroegeren bloei en latere zwakheid van het eerste beredeneerd worden. Het overige is beschouwing der vermoedelijke toekomst van het Rijk der Osmannen; de Schrijver meent, dat deszelfs val en ondergang niet verre meer kunnen zijn. Het stukje laat zich niet zonder genoegen lezen, maar maakt een grondig geschreven werk, waarbij men van de in het aanhangsel aangehaalde bronnen en geschriften over de geschiedenis, zeden enz. der Turken, en ook nog van andere niet vermelde, gebruik zou kunnen maken, geenszins overtollig. De aanhalingen van boeken aan den voet der bladzijden zien er hier en daar vreemd uit; b.v. ‘Zie hierover johannes von muller, in zijne bekende Algemeene Geschiedenis, Deel II, boek 17, hoofstuk 36, pagina mea 554, en ladvocat opere jam laudato, tome II.’ enz. Waartoe dat Latijn bij de aanhaling van een Nederduitsch en Fransch werk (het laatste is Dictionaire Historique)? Gibbon wordt elders aangehaald met een' Franschen titel, even alsof dit het oorspronkelijke ware, hetgeen toch de Schrijver wel beter weten zal.
Wij hopen in allen gevalle, dat dit stukje vele, zeer vele