Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1844
(1844)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijWaarin is het Roomsch Catholicismus onderscheiden van het reine Christendom? eene allerbelangrijkste vraag, beantwoord in bijdragen door J. de Marle en V. von Balitski, vroeger Roomsch-Catholijke, thans Evangelische Christenen. Vertaald uit het Hoogduitsch. Te Amsterdam, bij F.C.H. Büchli Fest. 1842. In gr. 8vo. IV, 55, 108 en 116 bl.Ga naar voetnoot(*) f 2-40.De stukken, in dit boekdeel vervat, leveren inderdaad belangrijke bijdragen tot beantwoording van de vraag, op den titel vermeld; belangrijk ook vooral daarom, (gelijk de Vertaler in zijne Voorrede te regt aanmerkt,) dat uit het hier medegedeelde blijken de edele beginsels, waaruit de overgang der genoemde mannen uit de Roomsch-Ka- | |
[pagina 311]
| |
tholieke tot de Protestantsche kerk voortgevloeid is, en de welberadene en regtschapene wijze, waarop zij hierin zijn te werk gegaan. Men vindt hier dan vooreerst het verhaal van zekeren j. de marle, geboren te Harum, in de Pruisische provincie Westphalen. Na eene Voorrede, waarin hij rekenschap geeft van zijne redenen tot publieke uitgave van een verhaal, dat eerst alleen voor zijne bloedverwanten en vrienden gedrukt was, maar dat nu, op hunnen raad, in eenen tweeden druk, met eenige belangrijke aanteekeningen verrijkt, voor het algemeen het licht ziet; doet hij beknopt, maar duidelijk verslag van zijne godsdienstige verandering, onder den titel van mijne beweeggronden tot mijnen overgang van de Roomsch-Catholijke tot de Evangelisch-Christelijke kerk, welke plaats heeft gehad in de Nicolaï-kerk te Leipzig, 25 Dec. 1839, waaruit blijkt, op welk eene bezadigde en voorzigtige wijze hij hierin te werk gegaan, en langs den weg des redelijken en eerbiedigen onderzoeks tot de volle overtuiging der Evangelische waarheid, zoo als zij in de Protestantsche kerk geleerd wordt, gekomen is. - Aan een dor uittreksel van dit verslag zouden onze lezers weinig hebben; maar Ref., die hetzelve met veel genoegen gelezen heeft, durft het gerust aan allen, wien de zaak van een redelijk Christendom ter harte gaat, aanbevelen. Niet minder belangrijk zijn de hier ten andere voorkomende Aanteekeningen uit het leven van eenen voormaligen Catholijken Priester, (vincent von balitski, laatstelijk Pastoor te Lisiagura, in Galicië, thans, sedert Februarij 1837, Evangelisch Predikant te Rhein in Oost-Pruisen,) benevens eene korte ontwikkeling der gronden voor zijnen overgang tot de Protestantsche kerk. Uit haren eigen aard, wegens de betrekking, waarin de man stond, zijn zij eenigzins breedvoeriger, maar verdienen niet minder gelezen en behartigd te worden, als doorslaande bewijzen van de kracht des lichts, waarvoor de duisternis wijken moest, en die tot het doorstaan van vele moeijelijkheden, en tot het doen van groote opofferingen | |
[pagina 312]
| |
in staat gesteld heeft. Ook als zoodanig is dit verhaal, dat mede geen uittreksel gedoogt, allezins lezenswaardig. Hierop volgt eindelijk ten derde een stuk van laatstgenoemden Schrijver, behelzende zijne gedachten over drie hoofdsteunsels van het Ultramontanismus, namelijk den Paus, het Coelibaat en de Oorbiecht, om aan te toonen, welke de aard en de waarde dezer met rede en H. Schrift strijdige steunsels zijn, waarbij wij, met den Recensent van het oorspronkelijke stuk, in de Allgemeine Kirchenzeitung van bretschneider en zimmermann, 2tes Heft v. 1842, Theol. Literaturblatt S. 205, nog wel een' vierden hoofdsteun zouden willen noemen, te weten het Kloosterwezen, en in 't bijzonder de Jezuiten-orde. Ofschoon hier natuurlijk veel voorkomt, dat zeer bekend en zeer dikwijls gezegd is, blijft het nogtans zijne waarde behouden, en verdient, als voortgevloeid uit de pen van iemand, die met het Catholicismus ex professo bekend is, en er al de gebreken van had leeren kennen, alle opmerking en behartiging, en Ref. eindigt dus zijne aankondiging met den hem onbekenden Vertaler dank te betuigen, dat hij aan de overbrenging van deze stukken in onze taal zijnen arbeid heeft willen besteden. |
|