zeggen die in Julij en niet in Junij is uitgekomen.’ En waarlijk, wanneer men den verbazenden toevoer van romans dezes Schrijvers overziet, dan wordt het schier onbegrijpelijk, hoe hij die alle kan schrijven, en het vroeger aangaande w. scott vertelde sprookje van een aantal medewerkers zou men schier geneigd worden op james toe te passen. Hij schijnt eene verbazende vlugheid te bezitten, en naauwelijks is het eene boek van de pers gekomen, of men vindt reeds weder een ander aangekondigd. Vruchtbaar is dus zijne pen, en men moet daarbij hem ter eere zeggen, dat hij dikwijls veel verscheidenheid aan zijne schriften weet te geven, door onderscheidene genres van romans te kiezen.
Intusschen spreekt het toch van zelf, dat er moeten zijn, die door keuze van onderwerp en wijze van behandeling iets gelijkmatigs hebben en althans als tot hetzelfde genre mogen gerekend worden. Zoo zou Rec. de beide verdichte verhalen, aan het hoofd dezes genoemd, op eene rij plaatsen. Men heeft daar een' gelijksoortigen geschiedkundigen grondslag, staatkundige woelingen, zwakken of boozen, die de goeden belagen, de zegepraal der onschuld, de straf der goddeloozen. In beide verhalen is veel goeds, veel schoons zelfs, maar geen van beiden behoort tot die romans, die eenen dieperen indruk nalaten. Zij behooren meer tot het groote aantal gewone historische romans, en werken geen bepaald denkbeeld uit, gelijk Morley Ernstein, Annette de St. Morin en andere van onzen Schrijver.
Rec. zou aan Darnley de voorkeur geven, wat het onderhoudende der lectuur betreft, ofschoon overigens het laatste deel hoogst avontuurlijk mag worden genoemd, en men moeijelijk eenen innigen, noodzakelijken zamenhang tusschen de gebeurtenissen kan vinden, waardoor eene ontwikkeling van den gelegden knoop behoorlijk en geregeld wordt voorbereid. Met dat al laat zich het boek toch met genoegen lezen.
Ook in Hendrik de Guise zijn vele goede brokken, veel, dat de belangstelling gaande houdt. Het tijdperk intusschen, door den Schrijver gekozen, had ter behandeling eigenaardige zwarigheden. De woelingen van de ligue boezemen den gewonen lezer te weinig belang in, en de Schrijver heeft hem ook niet genoeg op de hoogte geplaatst, om de bedoelingen der partijen regt te begrijpen, zoodat hij bijv. de tooneelen in Parijs moeijelijk met de vereischte belangstel-