Gaston van Foix. Een Gedicht door F.H. Greb. Te 's Gravenhage, bij W.P. van Stockum. In gr. 8vo. X en 51 bl. f : - 60.
De overlevering verhaalt, dat de jeugdige gaston de foix, zich en zijner moeder de liefde van zijnen vader wenschende terug te verschaffen, van zijnen oom karel den Booze, Koning van Navarre, een poeder ontving, welks gebruik de verlangde uitwerking op den ouden gaston zou te weeg brengen. De jongeling ontdekte zijn geheim aan zijnen basterdbroeder, en deze verraadde het zijnen vader. Het poeder werd onderzocht en bleek geen toovermiddel, maar een doodelijk vergift te zijn, dat de jeugdige gaston onwetend zijnen vader zou hebben toegediend. Deze vader, aan een boosaardig opzet geloovende, liet den zoon in de gevangenis werpen, waar deze alle voedsel weigerde en zich dood hongerde, ondanks de zelfs geweldige pogingen van den vader, om hem van dat besluit af te brengen.
Het is deze geschiedenis, die de Heer greb zich ter behandeling heeft verkozen, daartoe opgewekt door het zien van eene schilderij van den Franschen schilder jacquand. De keuze komt ons niet zeer gelukkig voor. De jonge gaston is moeijelijk tot een voorwerp van groote belangstelling te verheffen. Er is in zijne voorafgegane daad iets onnoozels, dat op den ongelukkigen knaap met zekere minachting doet nederzien, en de Heer greb heeft dat niet verminderd door het verhaal, dat hij hem van zijn vroeger leven in den mond legt, wat hem insgelijks iets weekelijks geeft, iets, weinig geschikt, om hem de held van een dichtstuk te doen zijn. De daad zelve, die het eigenlijke onderwerp van hetzelve uitmaakt, is ook niet genoeg gemotiveerd, en nadat de jongeling zijne biecht heeft afgelegd, begrijpt men nog niet, waarom hij dan toch eigenlijk zich dood hongert. De Dichter heeft wel gepoogd daarvoor reden te geven; maar die reden bevredigt niet. Zij ware voldoende, om gaston's gedrag te regtvaardigen, zoo b.v. zijn vader hem ter dood had gedoemd, en hij door de ontdekking van het snoode opzet van den broeder zijner moeder zijn leven niet wilde koopen. Maar hoe hier zijn vrijwillige dood iets baten kan, begrijpt de lezer niet, en hij trekt medelijdend de schouders op over de dwaze handelwijze van den jongeling, te meer