Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1844
(1844)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 279]
| |
Wie juicht niet van harte de onderneming toe, om het echt vaderlandsche gedicht van tollens, de Overwintering op Nova Zembla, in eene prachtuitgave het licht te doen aanschouwen? Zoo er één dichtstuk is, dat door den algemeenen bijval, die aan hetzelve te beurte viel, zulk eene onderscheiding verdiende, het is zeker dat, wat schier in aller mond, in aller geheugen plagt te zijn, en wat ongetwijfeld nog bij weinigen is vergeten. Het plan tot deze uitgave had zijnen oorsprong bij de Nederlandsche Maatschappij van schoone Kunsten, die gedurende eenen korten tijd te 's Gravenhage was gevestigd, en die ook met name zich heeft beijverd, om de kunst der houtgravure in ons vaderland op eene gelijke hoogte te brengen, als waarop zij elders is geplaatst. Bij de beoordeeling van het voor ons liggende werk moeten wij dat niet uit het oog verliezen. Wij verbeelden ons namelijk, dat eene prachtuitgave van dit gedicht, geheel door den Heer suringar beraamd en bezorgd, ligt anders zou zijn ingerigt; hij had ons misschien een minder aantal, maar gegraveerde platen gegeven, en wij zouden van zijnen goeden smaak verwachten, dat hij ons de vignetten tusschen den tekst zou hebben kwijtgescholden. Wij voor ons zijn geene vrienden van deze wijze van illustreren, waardoor de lectuur telkens wordt afgebroken door eene of andere voorstelling, die dikwijls geheel vreemd is aan den indruk, welken het gelezene heeft gemaakt, en die meermalen, naar het ons voorkomt, aan het smakelooze grenst. Wij hebben deze aanmerking op alle geïllustreerde werken gemaakt, die ons onder de oogen zijn gekomen, en vinden ook in het onderhavige menig vignet, wat ons tot die minder gepaste schijnt te behooren. Wij verwijzen, om enkelen te noemen, op de voorstellingen, bl. 8 en 9, op het musket, bl. 22, op het halve beeld van een lijk, bl. 48, het doodshoofd en de dobbelsteenen, bl. 49, enz. Wij laten de teekening en gravure van al deze voorwerpen in hare waarde, maar achten de keuze smakeloos, en vreemd, wel niet aan de woorden, maar aan den toon en den geest van het gedicht. Doch de Uitgever had hier niet te kiezen; de keuze was voor hem gedaan. En wanneer wij nu de bovengemaakte aanmerking niet verder in toepassing brengen, dan erkennen wij gaarne, dat ons hier veel fraais wordt geleverd. Zoowel de grootere houtsneêplaten, als de tusschengevoegde vignet- | |
[pagina 280]
| |
ten, zijn voor het meerendeel zeer goed, sommige zelfs zeer schoon uitgevoerd. Voor de grootere vooral zijn gelukkige oogenblikken gekozen, en teekening en uitdrukking zijn doorgaans regt goed; wij noemen inzonderheid die, waar heemskerk, is afgebeeld, den zondag in de hut, het wedèrvinden van het schip van rijp; onder de kleinere bl. 25, 34, 36, 38, 50, 52. De Heer suringar heeft voor eenen fraaijen druk en voor fraai papier gezorgd, zoodat het werk ook typographisch eene prachtuitgave heeten mag. Wij twijfelen niet, of het publiek zal door deszelfs deelneming de moeite en kosten, aan deze uitgave besteed, beloonen, en gaarne deze fraaije uitgave van het algemeen geliefde dichtstuk eene plaats geven naast de overige werken van den te regt geprezen Volksdichter. Van harte wenschen wij dit den Uitgever toe. |
|