vol de tafereelen der meesters weten voor te stellen. De aanwijzing van goede hôtels en
geschikte reisgelegenheden is hier voorhanden; en daar wij ons het reisje van Mevr. van meerten, geb. schilperoort, door het Koningrijk der Nederlanden en Luxemburg herinneren, en er bij denken aan de aanteekeningen op eene reis door België langs de Maas in 1825, door Ds. sprenger van eyk, zoo kunnen wij dit werkje, als met de genoemden een bevallig geheel uitmakende, hier en daar nuttige en wetenswaardige aanvullingen leverende, wel aanbevelen.
Wat verder de gevoelens der reizigers over kunst en kunstaanmoediging betreft, deze kunnen wij wel beamen. In den laatsten tijd is echter de beoordeeling over kunst en schilders zóó zeer geen ‘zouteloos gekrabbel’ te noemen ‘door menschen, die kennis noch onpartijdigheid bezitten,’ als o.a., bl. 97, nog al kras gezegd wordt. Men heeft korteling in goede beoordeelingen, zoo als ze b.v. in de Kunstkronijk worden aangetroffen, de schilders, en met regt, bedachtzaam gemaakt op die zucht van navolging, op die verkeerde denkbeelden van kleur en effect, die vooral in de werken van onze jeugdige schilders doorstralen, doch waarvan zij gelukkig terugkomen, om het fantastische en eene natuur, door hen op hun atelier geschapen, te doen verdwijnen voor waarheid van voorstelling en toon.
Het werk van den schilder j.f. christ, die het boekje met afbeeldingen van het kasteel Mondave, van een gezigt aan de Maas bij Maastricht en van de rots Baijard versierde, toont - en wij zagen het ook in zijne schilderijen - dat hij de natuur meer dan zijne verbeelding tot zijne leidsvrouw neemt. Als eene kleine proeve van natuurbeschrijving diene wat onze reizigers, in het Maas-dal, waar de Baijard voor hen ligt, vertoevende, deswege mededeelen. ‘Onze weg leidde ons al dieper het dal in, en bragt ons in eene weide, waar een fraaije schimmel met haar veulen vreedzaam graasde. Hier zetteden wij ons in de schaduw van forsche notenboomen neder, om het klassiek geval, dat zich aan ons oog aanbood, te teekenen. De schoonste rotsen, die de verbeelding van both of berchem kon scheppen, vormen den voorgrond; haar voet is met vruchtbare wijnranken omslingerd; boven langs dezelve loopt een ijzingwekkend pad, en van deszelfs eenen top geleidt eene kleine brug naar den anderen. Deze rotsen waren kantig verlicht;