van welken hij, bl. 120, te regt zegt: ‘Men maakt zich van dezen weg een ongerijmd denkbeeld, wanneer men meent, dat hij in het midden ligt tusschen waarheid en leugen, regt en onregt, deugd en ondeugd. - De mensch, die den veiligen middelweg zoekt en dien tracht te bewandelen, mag geen verbond maken met de leugen, of zich, ten koste der waarheid, eenigermate schikken naar de dwaling, in welke personen hij die ook ontdekken mag, in welke gedaante zij zich ook vertoont. Hij mag geen partij trekken voor deze of gene heerschende meening, als zoodanige.’ enz. enz. Die veilige middelweg is: ‘eene opregte zucht en toeleg om te leeren kennen en beoefenen alles wat waarachtig en goed is, de standvastige aankleving aan ontwijfelbare grondbeginselen van waarheid en geregtigheid, en eene getrouwe vervulling van alle pligten, die daaruit voortvloeijen.’ En als men hiermede de belijdenis vergelijkt, die de Schrijver op bl. 130 en verv. aflegt, dan zal men dien middelweg, dien hij bewandelt, liefkrijgen.
Wij bevelen dan dit boek aan allen aan, die naar eene waarlijk stichtende lectuur, naar voedende spijze verlangen. Overal heerscht hier een Evangelisch geloof en een Christelijke zin. Alles ademt liefde en zucht om in een' milden geest tot heil van anderen te werken. Wij zien met verlangen het tweede deel te gemoet, en hopen hartelijk, dat de Eerw. Schrijver de voldoening zal mogen smaken, dat zijne woorden bij velen ingang vinden, opdat de Heer der gemeente er door geprezen, en de Vader des lichts er door verheerlijkt worde.