Antje, of de gevolgen van onverschilligheid en onkunde in de Godsdienst. Een Volksleesboek, door den Schrijver van Hendrik en Maria, de Protestantsche en Roomsch-Catholieke jonge lieden. Te Amsterdam, bij G.J.A. Beijerinck. 1843. In 8vo. 88 bl. f : - 90.
De geschiedenis van een landmeisje, dat als dienstbode in eene stad in een Roomsch huisgezin kwam, uit onkunde en onverschilligheid eenen liefdehandel aanknoopte met een Roomsch jongman, ten gevolge van dit een en ander in de strikken viel der Proselytenjagt, en eindelijk ellendig stierf. Deze geschiedenis is misschien verdicht; maar zij kan zeer wel waar zijn, vooral in ons vaderland, eenmaal het tooneel van den heldhaftigsten strijd voor Protestantisme en gewetensvrijheid, maar waar het nu verdraagzaamheid moet heeten, werkeloos en lijdelijk de pogingen en woelingen aan te zien eener nooit rustende, altijd op veroveringen voor de Heilige Moeder de kerk uitgaande Priesterschap; in ons vaderland, waar het zoo ver gekomen is, dat men van een werkje, dat tot ernstige waarschuwing van onkundigen en onverschilligen moet dienen, schrijven durft: ‘uit liefde voor de waarheid [!!!] Onlangs zag het licht een zoogenaamd Volks-leesboek, ten Titel voerende: Antje of de gevolgen van onverschilligheid en onkunde in de Godsdienst; waarin, hoewel van de eerste tot de 88ste en laatste bladzijde in eenen hatelijken en onverdraagzaamheid ademenden geest geschreven, bij eene slechts vlugtige optelling 47 leugens, 75 hatelijkheden, 36 lasteringen en 12 onrust wekkende uitdrukkingen zijn opgemerkt.’ Dit staat letterlijk in het handelsblad van Dingsdag 28 Maart 1843, No. 3551. Dergelijke advertentiën schijnen den Schrijver geen antwoord waardig te zijn geweest: hij heeft daarin gelijk; zij zijn het ook ons niet; maar wij meenen bij deze gelegenheid te mogen waarschuwen tegen de afschuwelijke taktiek, om op eene sluwe wijze misbruik te maken van de verdraagzaamheid der Protestanten, en daar, waar deze voor hunne regten en voor het behoud hunner medeleden staan, van eene onverdraagzaamheid te spreken, waaraan men zelf
het eerst en het meest schuldig staat. Wij nemen geene listen of streken te baat, om Roomschen te verlokken tot afval van hunne kerk; dat de Priesterpartij (die wij wel degelijk onderschei-