geerig zijn te weten, hoe de Nederlandsche dorpspredikant leeft, en zich beweegt te midden zijner kudde, hij zal zich dit in een romantisch kleed naar waarheid zien voorgesteld; - hij zal, evenmin als de ambtgenooten en aanstaande ambtgenooten van Mastlands leeraar, deze schetsen, niet zonder geleerd en gesticht te zijn, uit de handen leggen.
Wij meenen dit werk het best te zullen waardeeren, wanneer wij het beschouwen als een praktisch handboek voor de cura pastoralis, mits men, al wat er vervelends, eentoonigs, oppervlakkigs, of wat van dien aard bij mogelijkheid aan het denkbeeld van een handboek zou kunnen gehecht worden, zoo ver mogelijk van zich verwijdere. Neen, het is een gulden boekske, dat het beeld van den herder en leeraar op een Nederlandsch dorp met een levendig coloriet teekent. Eene fiksche hand heeft de pen bestuurd, die hier de schetsen vervaardigde, en wat de theologant in schaduwtrekken aan de Academie op collegiën zich heeft zien voorstellen, wordt hem hier in breede, naar het leven geteekende, sprekende beelden en tafereelen voor oogen geschilderd.
Zoo oordeelt Ref. over dit boek. Het zou hem smarten, indien hij des Schrijvers bedoeling verkeerd had begrepen, en indien lezers, die in romanlectuur meer behagen scheppen dan in de voorstelling, naar het leven en naar waarheid, van wat den dorpspredikant wedervaart, van wat hij te verrigten heeft, van wat hij doet, zich nu voelden afgeschrikt van deze schetsen. Het romantische gewaad, waarin de Schrijver zijne opmerkingen gekleed heeft, maakt de lectuur van dit werk voor allerlei lezers tot eene allerinteressantste uitspanning, zoodat wij ieder, die niet met Mastlands leeraar eene nadere kennismaking heeft aangeknoopt, moeten aanraden, dat hij zich spoedig met Z. Eerw. bekend make. En als nu Mystères en Verborgenheden aan de orde van den dag zijn, is het dan niet natuurlijk, dat ook de dorpsmysteriën meer bekend moeten worden, en het dorpsleven in zijne fijnere schakeringen de aandacht ook van stadsbewoners tot zich trekken moet?
Bij eene aankondiging behoort welstaanshalve ook eene aanmerking op het werk. Wij hebben moeite gedaan om er eene te vinden. Zij is deze. Op bladz. 88 lezen wij dit gesprek:
‘Weet gij het al? Het geheele dorp is er vol van!’