De Dochter van den Vrek. Naar het Engelsch van W. Harrison Ainsworth, Schrijver van den Chrichton, den Tower te Londen, Pest en brand, enz. enz. II Deelen. Te Amsterdam, bij J.D. Sijbrandi. 1843. In gr. 8vo. 664 bl. f 7-50.
De roman van ainsworth, die hier aan ons publiek vertaald wordt aangeboden, is geheel onderscheiden van de overige produkten van zijne pen, welke tot dusverre bij ons zijn overgebragt. Hij heeft hier, grootendeels althans, het historische veld verlaten en eenen anderen trant van schrijven gekozen, die ligt menigeen beter zal behagen. Wat ons in zijne vroegere romans meermalen hinderde, was het opeenstapelen van avonturen, de drukte en het gewoel, daarbij ook niet zelden de zucht, om zijne lezers op ijselijkheden te vergasten. De aanleg van het verhaal heeft hem deze beide klippen als van zelf doen vermijden. De vrek, wiens dochter den naam aan dezen roman geeft, is eigenlijk de hoofdpersoon, om wiens karakterteekening het den Schrijver te doen was, en wiens beeldtenis wij op de beide goed uitgevoerde vignetten dadelijk herkennen. De teekening is hem goed gelukt; hij heeft zich daarbij gewacht, om de bekende stukken van plautus en molière na te volgen, en, gelijk de Vertaler teregt aanmerkt, minder de bespottelijke dan de ernstige zijde van zulk een karakter doen uitkomen. Vele der tooneelen, waarin hij optreedt, zijn regt karakteristiek, gelijk zijne woede bij het onverwachte aflossen eener hypotheek, zijne wanhoop over het verdwijnen van zijn geld, op het titelvignet van het eerste Deel goed uitgedrukt, zijne verblindheid ten aanzien van zijnen sluwen Neef, de gebeurtenissen van den laatsten avond en nacht van zijn leven. Aan de teekening van hilda, zijne doch-