gekondigde Physiologie en Verborgenheden van Amsterdam, waarmede de eene of andere verborgen schrijver zich onledig houdt, om, in navolging van zijnen grooten Haagschen voorganger, zijne stadgenooten te onthalen op den pestwalm der bordeelen, dobbelhuizen en dievenkotten.
Die tijden dan, waarvan wij zoo even spraken, duurden nog voort in de voor de geschiedenis niet zeer belangrijke eerste helft der achttiende eeuw, de eeuw van jan salie, zoo als de mannen van den Gids die met hunne gewone geestigheid noemen; eene eeuw, die met onze heldeneeuw van vooruitgang op verre na niet te vergelijken is, maar waarin evenwel burgerdeugd en burgerzin, huiselijke Godsdienst en Christelijke deugden, met huiselijk geluk, bij veelal onbekrompene middelen van bestaan, dien stilstand van jan salie nog niet zoo geheel en al onbehagelijk maakten.
Die tijden zijn geweest, en keeren niet weder, wat zou het dus baten, dezelve te betreuren? Beter is het, met onze eeuw van vooruitgang in het wetenschappelijke, en van deficits in het finantiéle, zonder trage handen of slappe knieën, het goede te werken, daar en waar men kan, en met moed den stroom des tijds niet tegen te werken, maar dien zoo veel mogelijk tot heil der maatschappij te leiden.
Dit heeft ook de Schrijver van het boven aangekondigde werk getracht te doen. Hij besefte, dat er nog veel goeds bij het thans levende geslacht is overgebleven, en dat, bij den stortvloed van vreemde lektuur en vreemden smaak, toch nog menig godsdienstig of wetenschappelijk werk goeden opgang maakt, en den uitgevers op den duur eene betere rekening levert, dan de prullaria der Cyniekers onzer eeuw.
Met moed en volharding heeft hij de moeijelijke taak op zich genomen, om de oude kronijken en bescheiden van het wereldberoemde Amsterdam te doorsnuffelen, en het belangrijkste, dat tot zijn oogmerk kon dienen, in gekuischten en onderhoudenden stijl te ordenen en op het papier te brengen; en dit eerste Deel bewijst, naar ons gevoelen, dat hij welgeslaagd is.
De uitgave geschiedt, naar de gewoonte van onzen tijd, bij afleveringen van 3 bladen letterdruks, die, stevig ingenaaid zijnde, niet het ongemak hebben, om, als losse bladen, in het ongereede te geraken, eer het werk half compleet is.