Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1843
(1843)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDerde Hoofdstuk.
| |||||||||||||||||
[pagina 636]
| |||||||||||||||||
ten zijn slecht geplaveid. De huizen zijn bijkans alle wit gepleisterd, deuren en posten en vensterramen ligt bruin geverwd. Lastig zijn op vele plaatsen de op straat uitstekende goten, waardoor men bij regenachtig weder genoodzaakt wordt het midden van de straat te houden. De stad telt verschillende bronzen beelden, alle van Zweedsche Koningen, die de groote plaatsen versieren. Dat van gustaaf adolf is in het schoonste gedeelte der stad, waar de nieuwe noorder brug (nya norr Bro) Staden met Norrmalm vereenigt. Op deze ruime plaats is het theatergebouw door gustaaf den III gesticht, en daar tegenover het eveneens gebouwde Paleis van Prins karel. De veelvuldige drukten der vergaderingen veroorzaakten, dat er voor het bezigtigen van al het merkwaardige der stad geen behoorlijke tijd overbleef. Op het koninklijk paleis zagen wij de verzameling van schilderijen en de beeldengalerij, maar in gezelschap van de natuuronderzoekers en dus in een groot gedrang, en daarenboven des avonds bij was- en lamplicht, 't geen voor het beschouwen van kunststukken, van schilderijen althans, eene zeer ongeschikte gelegenheid is. Onder de beelden verdient vooral de heerlijke groep van Amor en Psyche door sergel, vermeld te worden, en een antiek beeld van den slapenden Endymion, 't geen door den prachtlievenden gustaaf III in Italië was aangekocht. Het koninklijk slot, waarvan de bouw onder karel XII begonnen is volgens het plan van nicodemus tessin, is zeker door zijne eenvoudigheid en grootschheid het merkwaardigste sieraad der stad. De zijde, die naar de nya norr Bro gekeerd is, heeft eenen opgang van aanzienlijke hoogte, die door kolommen van graniet gesteund wordt, en met twee bronzen leeuwen versierd is, wier dikke staart mij echter niet geviel en steeds aan eene reusachtige slang, eene boä, denken deed. Naar deze leeuwen noemt men deze verhevenheid Lejon backen of den leeuwenheuvel. De Heer retzius had voor mijne woning gezorgd; ik vond fraaije vertrekken in de Drottninggatan (Koninginnestraat), waar de eigenares van het huis zeer goed Fransch sprak. Eigenlijke logementen vindt men in Stokholm bijkans niet, en bij het betrekkelijk gering getal van reizigers, die deze stad bezoeken, bestaat daaraan ook minder behoefte. Men was evenwel niet ver van de Drottninggatan op de plaats, die Brunkebergs Torv heet, bezig een groot en prachtig | |||||||||||||||||
[pagina 637]
| |||||||||||||||||
hôtel te bouwen. Restaurateurs ontbreken te Stokholm niet. Slechts eenmaal echter was ik in de gelegenheid in het Hôtel du Nord mijn middagmaal te nemen bij eenen restaurateur, wiens Hollandsche naam, rijswijk, naar men mij verhaalde, ook met zijnen Hollandschen oorsprong overeenkwam. Aan het eind der Drottninggatan ligt het gebouw der Akademie van wetenschappen, en daarbij de Adolfs Frederikskerk, welke in 1773 voltooid is. In dezelve vindt men een gedenkteeken voor descartes door sergel; een genius ligt eenen sluijer van den aardbol op en houdt in de andere hand eene fakkel om hem te verlichten. De Akademie der Wetenschappen werd in 1739 opgerigt, doch is eerst in 1829 in dit gebouw overgebragt, waarvan de façade naar de plaats gerigt is, die voor de Adolfs Frederikskerk ligt. In dit gebouw wonen onderscheidene geleerden, berzelius, mosander, sundevall. Onder geleide van den laatste bezocht ik aldaar tweemalen het Museum van Natuurlijke Geschiedenis. Het Rijksmuseum te Leiden is zóó rijk, dat, in vergelijking met hetzelve, bijkans elke buitenlandsche verzameling gering genoemd moet worden. Voor Zweedsche dieren is ondertusschen deze verzameling bijzonder merkwaardig, en deze worden afzonderlijk van de algemeene verzameling bewaard. De reusachtige Gymnetrus Grillii uit Noorwegen is eene voorname zeldzaamheid van dit Museum; doch de huid van den visch, op eene plank bevestigd, is het eenige, 't geen men er van bewaard heeft, en nog zijn enkele gedeelten er bij geschilderd. De verzameling van Zweedsche insekten is boven alle beschrijving keurig, rijk in voorwerpen, en alle met aanwijzing der localiteiten. Voor de insekten-verzameling waren onlangs nieuwe voorwerpen aangekomen, van Port Natal, die ik met Prof. bogeman doorliep, en waaronder zich schoone lepidoptera bevonden. Ook voor de overige klassen waren van daar nieuwe schatten aangebragt, met welker onderzoeking sundevall zich bezig hield. Vooral waren daaronder vele schoone vogels, waaronder eene prachtige groote Corythaix (Touraco géant, vaill.?) In een geheel ander gedeelte der stad (nya Kongsholmbro-gatan) ligt het Anatomisch Museum, waarbij retzius woont. Ik heb reeds gezegd, dat deze de Secretaris onzer vergadering was. De naam van retzius, als naauwkeurig en schrander ontleedkundige, is algemeen bekend. In de | |||||||||||||||||
[pagina 638]
| |||||||||||||||||
kracht des mannelijken levens, werkzaam en voortvarend, kan deze geleerde nog veel voor de wetenschap doen; als schrijver is hij altijd met kleinere bijdragen, die de uitkomsten van eigen onderzoek behelsden, opgetreden, en heeft het onnoodig geacht, het groot getal van ontleedkundige handboeken nog met een nieuw te vermeerderen. Zijne onderzoekingen over het weefsel der longen bij de slangen en vogels, en over de mikroskopische anatomie der tanden, worden op billijken prijs gesteld; zijne werkzaamheid strekt zich over het geheele gebied der menschelijke, vergelijkende, ziektekundige en mikroskopische ontleedkunde uit. In den laatsten tijd heeft hij zich echter wegens groote gevoeligheid zijner oogen van het mikroskoop spaarzamer moeten bedienen. Het Anatomisch Museum is wel niet groot, maar keurig, en vertoont ons in alle bijzonderheden den bekwamen man. Opspuitingen vindt men betrekkelijk slechts weinige. Vele fijnere preparaten zijn niet op was- maar op glasplaten gehecht en met egelpennetjes in geboorde gaten bevestigd. Bijzonder schoon zijn vele preparaten van magen van dieren, in spiritus bewaard, nadat men ze eerst met sterken spiritus gevuld had en op die wijze stijf doen worden, waardoor zij, bij het doorsnijden in de lengte, derzelver gedaante volkomen behouden hadden. Men kent die methode uit zijne beschrijving van de maag van den lemming, die ook in müller's Archiv in eene Duitsche vertaling gevonden wordt. Op deze wijze heeft hij ook de holligheden van het hart naauwkeuriger dan vóór hem geschied was doen kennen. Hij toonde mij ook het ligamentum fandiforme tarsi door hem ontdekt, 't geen onder het ligamentum cruciatum over den peeskoker voor de lange uitstrekkende spier der toonen en den musculus peronaeus tertius als eene lus heenloopt. - De schedelverzameling van menschenrassen was niet rijk, behalve voor Zweedsche en Laplandsche schedels. Die der Zweden zijn lang, met vooruitstekenden achterhoofdsknobbel. Retzius meent, dat de scherpe gelaatshoek bij Negerschedels alleen van de grootere tanden afhangt, welke meening mij echter niet gegrond voorkomt. Fraaije corrosie-preparaten van longen en lever, vervaardigd door den Koppenhaagschen Prosector ibsen, versieren mede deze verzameling. Ook ziet men er eenige schoone waspreparaten van Florence, waaronder een van het geheele menschelijk ligchaam voor de neurologie, 't geen een geschenk is van | |||||||||||||||||
[pagina 639]
| |||||||||||||||||
den Kroonprins oscar. Aan den kundigen en beschaafden Prosector berg heeft retzius eenen ijverigen medehelper. Bij den Heer schwartz, Directeur van het Technologisch Instituut, zag ik eene zeer groote craniologische verzameling. Het belangrijkste was mij, dat hij eenige voorbeelden had van veranderingen van den schedel door ontwikkeling van het denkvermogen. De basis van het voorhoofd boven de oogen is, volgens schwartz, zeer ontwikkeld bij menschen, die veel aanleg hebben om te leeren en facta kunnen verzamelen (b.v. bij den grooten geschiedschrijver joh. von müller, van wiens hoofd hij een afgietsel had). Het bovenste gedeelte van het voorhoofd is daarentegen groot bij menschen van phantasie en dichterlijke gaven. Een smalle schedel geeft werkeloosheid te kennen. Zucht naar uitwendige werkzaamheid is kennelijk aan de breedte van den schedel boven de ooren. Schwartz was zoo spraakzaam, dat aan tegenbedenkingen niet gedacht kon worden. Een vloed van woorden stroomde steeds uit hem voort, en, hoe beperkt mijn tijd ook was, ik kon naauwelijks van hem loskomen, na ruim twee uren in zijne verzameling vertoefd te hebben. Van de omstreken der stad zag ik slechts weinig: de schoone begraafplaats in eene boomrijke streek, en de diergaarde (djurgrden) oostwaarts van de stad, waarheen men zich van Sheppsholm laat roeijen. Hier heeft men, op steile graniet-rotsen, een schoon uitzigt op de stad; reusachtige dwergen van eiken, forsche stammen met lage kroonen, groeijen op de bergen; bevallige landhuizen liggen aan den voet en langs de kust der Oostzee, en eene groote bronzen buste prijkt daar ter eere van Zwedens geliefden zanger bellman. Om de stad zelve in een panorama te overzien, beklom ik, in gezelschap van Prof. hornschuch uit Greifswald en eichwald uit Petersburg, den toren van gegoten ijzer van de Ridderholmskerk. Deze vervangt sedert weinige jaren den vroegeren, in 1835 door den bliksem verteerden toren. De Ridderholmskerk is merkwaardig als begraafplaats van Zweedsche Koningen, Vorsten en in de geschiedenis van Zweden vermaarde personen. Hier worden ook oude wapenrustingen bewaard, die den ingang der kerk versieren. Voor het altaar ziet men in het koor twee door johan III opgerigte gedenk- | |||||||||||||||||
[pagina 640]
| |||||||||||||||||
teekenen voor magnus laduls en karel VIII. Deze monumenten uit rooden steen, dien men met roode olieverf beschilderd heeft, maken geenen aangenamen indruk. In een marmeren sarcophaag ligt de zerk van gustaaf adolf, in eene kapel regts van het koor; daar tegenover aan de linkerzijde is de kapel, waar karel XII begraven ligt. Hier wordt ook de doorboorde hoed van dezen merkwaardigen held bewaard. Ook de grafkelders werden door ons bezocht, waar, in eene menigte lijkkisten met rood fluweel bedekt en met goud gestikt, de dooden de levenden opwachten. De menigvuldige veroverde vaandels, die als zegeteekenen de kerkgewelven sieren, verliezen hunne kleuren en vergaan. En wat vergaat niet hier op aarde? Het standbeeld van den eersten gustaaf prijkt voor het in de nabijheid dezer kerk gelegene ridderhuis. De laatste Koning der wasa's werd uit Zweden verdreven, het oude vorstengeslacht voor eeuwig van de regering uitgesloten, en een aan Zweden vreemd geslacht nam den troon der gustaven in. | |||||||||||||||||
Vierde Hoofdstuk.
|
Van Zweden | 300. |
Van Denemarken | 83. |
Van Noorwegen | 21. |
Van Finland | 9. |
Van Rusland | 3. |
Van Pruisen | 3. |
Van Oostenrijk | 1. |
Van Hannover | 1. |
Van de Nederlanden | 1. |
Van Frankrijk | 1. |
Van Engeland | 2. |
Van Ierland | 1. |
Aan het hoofd der vergadering stond, als eerste voorzitter, de beroemde berzelius. Zeldzaam is het, wanneer verdienstelijke mannen in hun vaderland gedurende hun leven algemeen erkend worden; berzelius evenwel levert hiervan een voor hem en voor Zweden even roemvol voorbeeld op. De populariteit van zijnen naam is in Zweden zoo groot, dat elk, die op eenige beschaving aanspraak maakt, al weet hij overigens naauwelijks wat Chemie is, gaarne zijnen roem vermeldt, en den grooten man, dien geheel Europa met eerbied noemt, met vaderlandschen trots als een sieraad van Zweden beschouwt. Zulk eene algemeene bekendheid had zelfs een cuvier in Frankrijk niet. Verdiensten kunnen de benijding niet ontgaan; maar waar de nijd zóó tot stilzwijgen gedoemd wordt, moeten groote persoonlijke hoedanigheden, moeten aantrekkelijke eigenschappen van het karakter aan den mensch eene hoogere waarde bijzetten, dan eene uitgebreide kennis, een opgeklaard verstand, een scherpzinnig oordeel hem geven kunnen. De eenvoudige en tevens hoogst beschaafde, de innemende, de welwillende man doet ons telkens den beroemden geleerde vergeten. Met dien indruk verliet ik hem den laatsten avond van mijn verblijf te Stokholm, toen hij eenige vreemden ten afscheid bij zich genoodigd had; en toen ik van zijne verpligtende vriendelijkheid tot johnston gewaagde, zeide deze: ‘If berzelius is not kind, he is not berzelius.’
Als tweede voorzitter stond naast hem de Heer ekströmer, Directeur-generaal van de Geneeskundige Dienst, en Lijfmedicus, een man van een open, innemend en krachtvol voorkomen, die de bijzondere zorgen, welke met de goede ontvangst van zoo vele vreemden verbonden waren, met rusteloozen ijver op zich genomen had. Als Secretaris eindelijk was hun de reeds boven vermelde Prof. retzius toegevoegd.
De openbare bijeenkomsten werden in de groote zaal van het Ridderhuis gehouden, welke, met de geschilderde wa-
penschilden der Zweedsche adellijke geslachten behangen, een somber en duister voorkomen had. Hier kwamen vele personen van beide seksen uit de voornaamste standen bijeen, en meer dan eens vereerden ook de Koningin, de Kroonprinses en de jonge Prinsen deze algemeene vergaderingen met derzelver tegenwoordigheid. Het getal der aanwezigen bedroeg door elkander, naar gissing, achthonderd. De verschillende sectiën en commissiën hielden hare vergaderingen in de onderscheidene zalen van het huis der Rijksstenden. In de vijf eerste dagen verzamelde men zich 's namiddags ten half vier ure op de groote zaal van het Beursgebouw, waar men aan eene algemeene tafel voor matigen prijs een goed middagmaal vond. Hier waren gewoonlijk driehonderd personen bijeen. De prachtige zalen in de middelste étage van het Paleis van Prins karel waren des avonds voor de vergadering tot eene societeit geopend, waar men tijdschriften, dagbladen en nieuwuitgekomene boek- en plaatwerken ter inzage of ten gebruike vond, en tevens verschillende ververschingen bekomen kon. Om toegelaten te worden, had men eene personele kaart als lid des gezelschaps, die bij den ingang van elk der verschillende gebouwen vertoond doch niet afgegeven werd. Verscheidene museën en inrigtingen waren kosteloos tegen vertoon dezer kaart voor al de leden van de vergadering geopend, zoo lang de bijeenkomst duurde. Laar echter de uren in den voormiddag daartoe waren aangewezen, kon men daarvan bijkans geen gebruik maken, zonder de vergaderingen te verzuimen.
Het gezelschap verdeelde zich in vijf sectiën, eene voor Natuur- en Scheikunde, eene voor Delfstofkunde en Geologie, eene voor Kruidkunde, eene voor Dierkunde en eene voor Genees- en Heelkunde; hierbij voegde zich later nog eene pharmaceutische sectie. Tot voorzitter der physische en chemische sectie werd oerstedt uit Koppenhagen, tot die der Kruidkunde schouw, eveneens uit Koppenhagen, tot die der Zoölogie Prof. boeck uit Christiania gekozen. Deze, die ook medelid geweest was van de Fransche expeditie naar het Noorden onder gaimard, is een man van middelbare jaren, die in physiologie, organische chemie en mikroskopische anatomie uitgebreide kundigheden bezit, hoezeer hij zich als schrijver, zoo ver ik weet, weinig bekend gemaakt heeft. In 't geheel hadden de Zweden, die bij deze vergadering zoo talrijk waren, de beleefdheid, om tot deze voorzitters Deenen of Noorwegers te kiezen. Bij elke sectie
waren twee Secretarissen aangesteld, een Zweedsche en een Deensche of Noorweegsche.
Algemeene vergaderingen werden er vier gehouden van 12 ure tot 3 ure 's namiddags. Voor de eerste vergadering kwam ik ongelukkig te laat aan. Hier hield berzelius eene openingsrede, waarin hij de medeleden verwelkomde en over de werkingen van onze vereenigingen sprak; daarop sprak oerstedt over het licht, hetwelk de natuurwetenschap brengen kan over de theorie van het schoone, en vervolgens wederom berzelius over de opheffing van de Scandinavische kust boven de oppervlakte van de omliggende zee, en over de afslibbingen en groeven in het Scandinavische gebergte. Op de tweede algemeene vergadering (15 Julij) werden de volgende voorlezingen gehouden:
1. | Prof. hansteen, blik op hetgeen tot nu toe verrigt is ten opzigte der studie van het Aardmagnetismus. |
2. | Prof. forchhammer, over de formatie van gerolde steenen in Denemarken. |
3. | Z. Exc. Graaf björnsterna, over de eerste woonplaats van het menschelijk geslacht vóór en na den grooten zondvloed. |
4. | Admiraal bille, over het nut van een verbeterd Scheepsjournaal ook voor de natuurkennis. |
De derde algemeene vergadering werd op den 18 Julij gehouden. Hierop spraken.
1. | Prof. schouw, over de Flora van Italië in den tijd van plinius, opgehelderd uit overblijfsels van Pompeji. |
2. | Prof. holst, verdediging van het Philadelphische systeem [van eenzame opsluiting der gevangenen] tegen den in het vorige jaar op de vergadering der Natuuronderzoekers te Florence gedanen aanval. |
3. | Prof. nilsson, bijdrage tot de geschiedenis der ontwikkeling van het menschelijk geslacht, of vergelijking tusschen ongelijke volksstammen, die op denzelfden trap van vorming staan. |
4. | Prof. retzius, over den schedel der Scandinavische volksstammen.Ga naar voetnoot(*) |
Op de vierde algemeene vergadering, 19 Julij, werden de volgende voorlezingen gehouden:
1. | Prof. eschricht, over Walvisschen (voortzetting van het medegedeelde in de vergadering te Koppenhagen in 1840.) |
2. | Prof. wahlberg, eenige schetsen uit het dagelijksche leven der parasitische insekten. |
3. | Prof. hwasser, over de vereering van aesculapius. |
Ik heb deze verhandelingen een- en andermaal voorlezingen genoemd. In den eigenlijken zin waren zij echter, met weinige uitzonderingen, (b.v. die van Graaf björnsterna) improvisatiën, of althans vrije en ongedwongene ontwikkelingen naar eene beknopte schets. Bijzonder levendig was dan ook de voordragt van velen, vooral van Prof. schouw en forchhammer.
Het zou voor mijn tegenwoordig oogmerk minder dienstig zijn, zoo ik ook hier in 't bijzonder over de verhandelingen in de verschillende sectiën spreken wilde, bepaaldelijk in de zoölogische sectie, welke ik bijwoonde. Bijzonder merkwaardig waren de mededeelingen van steenstrup over de ontwikkelingsvormen bij sommige lagere dieren, waarvan ik in het Tijdschrift voor de Natuurlijke Geschiedenis en Physiologie reeds een verslag gegeven heb. Ik heb daar ook over den in Koppenhagen in een' vergeten hoek opgespoorden schedel van Didus ineptus gesproken, waarvan de Candidaat reinhardt een model in was vertoonde. De Candidaat oersted, een neef van den beroemden Physicus, bragt zeer fraaije teekeningen van Annulata ter tafel. In deze vergaderingen toonde ook de beroemde jacobson eene zeer schoone doorsnede van het menschelijk oog, waar de lens midden doorgedeeld was, in chroomzuur tusschen twee horlogieglazen bewaard. Jacobson verhaalde mij, dat hij het oog eerst acht dagen lang in verdund chroomzuur had laten liggen en vervolgens met een groot scherp mes hetzelve had doorgesneden. Prof. retzius vertoonde de zonula zinnii van een paard, uit welke zich fijne bleeke vezels (zoo als hij verzekerde spiervezels) over de capsula lentis verspreidden.
De Kroonprins oscar woonde, als lid der chemisch-physische sectie, de vergadering bij. Op de algemeene vergaderingen ontbrak hij nooit, en plaatste zich onder de leden. Steeds vertoonde hij zich in burgerlijke kleeding. Ook was hij bijkans elken avond op de Club in het paleis van Prins karel. Reeds den eersten avond, dat ik daar was, begeerde retzius, dat ik aan den Prins zou worden voorgesteld. Toen ik hiertoe in 't eerst geene groote neiging toonde, zeide hij
mij, wèl te weten, dat Hollanders zich niet gewoon waren om Vorsten heen te dringen; ‘aber wir haben einen so liebenswürdigen Kronprinzen.’ Het kostte mij dan ook weinig dwang, om mij met Z.K.H., toen ik eenmaal door berzelius aan hem voorgesteld was, te onderhouden. Met groote gemakkelijkheid en innemende belangstelling sprak de Prins over wetenschappelijke zaken. Zoo verscheen hij ook eens in de Zoölogische sectie, terwijl Prof. sundevall bezig was zijn ornithologisch systeem te verklaren. De Prins wilde niet, dat zijne tegenwoordigheid eenige stoornis zou veroorzaken, plaatste zich bij het bord, waarop de bekwame teekenaar von wright de schetsen voor sundevall ontwierp, en liet zich alles tot in de kleinste bijzonderheden verklaren, door zijne vragen niet minder zijne kennis dan zijne belangstelling in het onderwerp duidelijk aan den dag leggende.
Ook de oude, toen reeds bijkans tachtigjarige Koning bewees zijne belangstelling in deze wetenschappelijke vereeniging, door op den laatsten dag der vergadering, den 19 Julij, de vereenigde geleerden met vele aanzienlijke personen uit Stokholm op zijn paleis te noodigen op eenen maaltijd van 500 couverts. Wij waren in vijf aan elkander sluitende zalen geplaatst; en, daar ik groote begeerte had den grijzen en merkwaardigen Vorst te spreken, had de Kroonprins zelf de goedheid mij aan den Koning voor te stellen. Ik herinner mij te levendig, hoe men met de mededeelingen van eenen landgenoot geschertst heeft, die breedvoerig over de voorkomende vriendelijkheid van karel johan meende te moeten spreken, om niet liever te onderdrukken, wat ik zelf dienaangaande zou kunnen melden; maar verzwijgen mag ik echter niet, dat de Koning in zijn gesprek de hoogste achting voor Nederland en voor het Nederlandsch volkskarakter aan den dag legde en met de warmste wenschen voor het heil mijns lands op eene verpligtende wijze van mij afscheid nam. Aan tafel was de Kroonprins aan 's Konings regterhand en berzelius aan zijne linkerhand geplaatst. Op verzoek des Konings, die de volkstaal niet spreekt, stelde Prins oscar een' feestdronk (Skl)Ga naar voetnoot(*) in voor het heil der menschheid, voor de wetenschappen, die het bevorderen, en voor de geleerden, die de wetenschappen uitbreiden.
Men heeft in Zweden, zoo ver ik vernemen kon, alge-
meene achting voor den Koning, en de Kroonprins, dien de Zweden met geestdrift den hunnen noemen, is er buitengewoon geliefd. De Koning, die met waardigheid, voorzigtigheid en vastheid regeert, heeft orde in den financiëlen toestand en in het bestuur des rijks gebragt, en mag met regt op zijne munten deze woorden plaatsen (de schoonste zinspreuk voor een' Koning): De liefde mijns volks is mijn loonGa naar voetnoot(*). Op denzelfden 19 Julij verzamelden zich des avonds de natuuronderzoekers op de Club in het paleis van Prins karel, waar de in Stokholm wonende medeleden hen tot een afscheid genoodigd hadden. Menigvuldige Sklar werden gedronken, Zweedsche en Deensche liederen gezongen, (de Zweden zingen over het geheel zeer goed, en men vindt onder hen bijzonder schoone tenor-stemmen) en ook de Kroonprins bragt eenen dronk uit, waarbij hij wenschte, dat de schoone boom, op Scandinavischen grond ontsproten, zijne takken over de drie broedervolken mogt uitspreiden, om hen nog naauwer met elkander te verbinden.
(Het vervolg en slot hierna.)
- voetnoot(*)
- Van deze voorlezing zal ik eene vertaling geven in het Xde Deel 4de stuk van het Tijdschrift voor Natuurl. Gesch. en Physiol.
- voetnoot(*)
- Dit woord beteekent eigenlijk eene schaal, eene drinkschaal.
- voetnoot(*)
- Folkets kärlek min belöning.