De aartsbisschop De Chevreuse op een bal.
Niets was Mgr. de chevreuse te veel, wanneer hij eene nuttige daad verrigten en de gelegenheid, ter gunste der lijdende menschheid, aangrijpen kon om goed te doen. Een belangrijk voorval stortte, vóór eenige jaren, Frankrijk in verslagenheid. Het was een brand, die te Salines woedde en een aantal familiën in droefheid, rouw en ellende dompelde. De goede Aartsbisschop, nadat hij reeds bijna alle persoonlijke bronnen uitgeput en de geldinzamelingen van zijne kerken aan de zoo veel mogelijke leniging van de ramp besteed heeft, verneemt, dat er een groot bal zal plaats hebben, hetwelk door de aanzienlijksten der bevolking van Bordeaux zal worden bijgewoond. Hij laat, zonder iemand iets te doen blijken, den dag, den avond zelfs verloopen, en om middernacht, in het uur, waarin het bal het schitterendst zijn zou, doet hij zich naar deze vereeniging brengen. Bij zijne intrede zwijgt het orchest, de dansende menigte gaat naar hare zitplaatsen terug, de heer des huizes overlaadt, verwonderd en verlegen, hem met beleefdheden: ‘Waarom den dans gestaakt?’ zegt de Aartsbisschop; ‘ik ben hier niet gekomen om een verstoorder der vreugde van het feest te zijn; dat men dezelve hervatte; mijne beurt komt straks.’ Vrij mogt hij hierop aandringen, het was te vergeefs; ieder was van zulk een' eerbied voor den persoon van den Aartsbisschop doordrongen, dat dansers en danseressen onbewegelijk op hunne plaatsen bleven. ‘Welaan,’ zeide Mgr. de chevreuse, een teeken aan het orchest gevende, ‘dan eene wals voor mij!’ En nu, de vrouw des huizes bij de hand nemende, deed hij eene inzameling voor de door den brand ongelukkig gewordene inwoners van Salines, aan allen, die hij naderde, op de beleefdste en innemendste wijze eene korte toespraak rigtende. Toen hij de zaal, onder de toonen eener zachte en
liefelijke muzijk, was rondgeweest, was zijne inzameling zoo rijkelijk, dat de beurs, waarvan hij zich voorzien had, de gelden niet kon