Naïf beklag van een' geldwisselaar.
Zeker Londensch geldwisselaar, vernemende dat de Heer brunel, de daarsteller van den Tunnel, ten laatste van het door hem ingeslikte goudstuk, dat hem zoo lang en zoo pijnlijk deed lijden, was bevrijd geworden, zeide, in volkomen ernst: ‘'t Is toch maar jammer, dat die sovereign daar zoo lang renteloos heeft gezeten.’