Naïve meening van eenen negerknaap.
De Fransche scheepskapitein legret, die vóór eenigen tijd in de haven van Brest binnenliep, had op de kust van Guinee eenen Negerjongen bij zich aan boord en in zijne dienst genomen. Deze knaap verzelde hem vervolgens van Brest naar Amiens, de geboortestad van den kapitein. Op den weg derwaarts begon het, den 27 December van het vorige jaar, te sneeuwen. De zwarte knaap, die van zulk een natuurverschijnsel in het geheel geen denkbeeld had, schrikte niet weinig, toen hij de vlokken zag nedervallen en den grond als met een kleed bedekken. Na eene wijl dit zwijgend te hebben aangestaard, begon hij: ‘Meester! nu begrijp ik, waarom gijlieden hier te lande wit zijt, want daar valt die kleur van den grooten Geest naar beneden; maar ik bid u, dat gij er mij niet mede doet wasschen; ik huiver daarvoor van angst. Wanneer gij mij eens weder naar huis brengt, wil ik toch liever onder de mijnen zwart, dan daar en in Europa wit zijn.’