Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1843
(1843)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 373]
| |
Beschouwing van de zondagscholen.(Vervolg en slot van bl. 333.)
De toenmalige Koningin van Engeland, de Gemalin van george III (charlotte, Prinses van Mecklenburg-Strelits) liet zich insgelijks veel aan den bloei dezer scholen gelegen liggen, en eene kleine, voor de Koningin zeer loffelijke, anekdote, kan ik hier onmogelijk met stilzwijgen voorbijgaanGa naar voetnoot(*). Hare Majesteit hoorde, dat de Heer raikes in Windsor was, om een' zijner bloedverwanten te bezoeken. Zij liet hem weten, dat zij hem wenschte te spreken, om van hemzelven te hooren, hoe hij op het voortreffelijke denkbeeld gekomen was, om Zondagscholen, ter veredeling der lagere volksklasse, op te rigten; ook moest hij haar van de uitwerking dezer inrigtingen op den zedelijken toestand der armen een naauwkeurig verslag geven. Zij onderhield zich een uur met hem en zeide, dat zij die lieden benijdde, welke in de gelegenheid waren het welzijn en de zedelijkheid der maatschappij persoonlijk te bevorderen; een genoegen, waarvan zij, uithoofde van hare hooge betrekking, afstand moest doenGa naar voetnoot(†). Eene edele gedachte voor eene Koningin! Vele eerwaardige geestelijken hebben zich almede met deze inrigtingen ingelaten. Een hearne, moor, beunete, muculay, adkin en anderen hebben met een gunstig gevolg de invoering dezer scholen bevorderd. De redevoeringen dezer mannen zijn gedrukt en meer dan eens herdrukt. Ook | |
[pagina 374]
| |
onderscheidene Engelsche dames hebben de Zondagscholen ijverig, getrouw en met eene innige overeenstemming ondersteund en begunstigd. Mistress trimmer heeft zich dienaangaande vooral verdienstelijk gemaakt, en haar aanbevelenswaardig geschrift, zijnde eene opwekking aan dames ten voordeele der ZondagscholenGa naar voetnoot(*), ademt geheel den geest van eene edele, verlichte, Christelijke vaderlandsliefde. Deze scholen hebben dan ook niet weinig bijgedragen ter veredeling der lagere volksklasse. De ruwheid, verwildering en zedeloosheid der armoedige jeugd is daardoor verminderd, de heilzame waarheden der godsdienst en allerlei wetenswaardige kundigheden vermeerderd en het aantal van nuttige burgers van den Staat en van regtschapene leden der maatschappij vergroot. De kundige Docter ure zegt in zijn werk the Philosophy of Manufactures wegens deze scholen het navolgende: Vele Zondagscholen zijn gesticht en worden onderhouden door de werklieden zelven, die (zeker om haar blijkbaar nut) daartoe iets van hun werkloon afzonderen. Het levert een fraai gezigt op, eene menigte dier fabrijkskinderen op eene Zondagschool vergaderd te zien. Ik raad allen menschenvrienden aan, die Cheshire of Lancashire doorreizen, van de gelegenheid gebruik te maken, om des Zondags de industriéle stad Stockport, die aan deze beide Graafschappen grenst, te bezoeken. Zij bezit 67 fabrijken, welke met gemak 21,489 werklieden van verschillenden ouderdom den kost geven. De stichting van de Zondagschool dezer stad, in den jare 1805, is men verschuldigd aan vrijwillige giften en vooral aan de bijdragen van de chefs der fabrijken. Het is een groot, eenvoudig en hoog gebouw, hetwelk 10,000 pond sterling (f 120,000 Holl. ct.) heeft gekost. Er is in de eerste verdieping eene fraaije zaal voor de algemeene examens en voor de openlijke godsdienstoefeningen: deze zaal kan omstreeks drie duizend personen bevatten. Op de andere verdiepingen zijn daarenboven meer dan veertig vertrekken, ingerigt tot scholen voor jongens en meisjes, de zaal van het bestuur en eene bibliotheek. Op den 16 Junij van het bovengenoemde jaar vergaderde het bestuur, de meesters en de scholieren der Zondagschool | |
[pagina 375]
| |
op de plek van het nieuwe gebouw, om op eene plegtige wijze het begin dezer edele onderneming te vieren, daar 's avonds te voren de eerste steen was gelegd. Duizenden van stedelingen en dorpbewoners waren er bij tegenwoordig, en allen zongen, door een talrijk orkest begeleid, eenen lofzang ter eere van den Vader des lichts en des levens. De thesaurier hield een plegtig gebed, om den zegen Gods over het op te rigten gebouw af te smeeken en het den Heere toe te wijden. Na dit vrome werk sprak hij de menigte aldus aan: ‘Onze vereeniging te dezer plaatse heeft niets prachtigs noch grootsch, niets wat de oogen door den luister verblinden of de verbeelding door hare trotschheid opwekken kan. Zij is desniettemin van het hoogste gewigt voor de stad Stockport, en wat haren invloed betreft, voor het geheele volk. Wij zijn hier vergaderd, om aan de ondeugd en aan de onwetendheid eenen eeuwigdurenden oorlog te verklaren, om een gebouw op te rigten en te bevestigen, bestemd ter opleiding van de jeugd dezer stad en ter aankweeking van de grondregelen van deugd en kennis. Wij hopen, dat duizenden van kinderen hier niet alleen de beginselen der menschelijke wetenschappen, maar ook de waarheden der Christelijke godsdienst zullen leeren - eene godsdienst, die de echte bron is van een zedelijk welzijn en van alle maatschappelijke en huiselijke deugden. Eene zuivere en opregte weldadigheid moet deze inrigting tot grondslag en tot steun verstrekken, eene weldadigheid, wier doel het is, de giften van brave en menschlievende ingezetenen dezer stad te besteden voor een kosteloos onderwijs ten behoeve der volgende geslachten. Het verheugt mij, hier openlijk de gevoelens van het bestuur te kunnen bekend maken, hetwelk besloten heeft, dat dit gebouw aan geene bijzondere sekte of partij zal toebehooren, noch aan eenige uitsluitende directie of aan eenigen bepaalden invloed zal onderworpen zijn; neen, het onderwijs zal naar de godsdienst ingerigt worden en de aanleering van al de menschelijke wetenschappen zal met deze allergewigtigste zaak in verband staan.’ In het jaarlijksch verslag van deze bewonderenswaardige inrigting, over 1833, verklaart het bestuur, dat, sedert de stichting, de namen van veertigduizend achthonderd-en-vijftig scholieren op de registers zijn ingeschreven, en dus de meesten hunner een zedelijk en godsdienstig onderwijs hebben | |
[pagina 376]
| |
ontvangen. Men heeft reeds grootendeels de vruchten van dit vrome werk ingeoogst, ten opzigte van het tijdelijke belang, gelijk de goede orde, die er in deze stad heerscht, en de achting, die de bevolking voor de welvaart, het leven en de eigendommen hunner medemenschen koestert, overvloedig getuigen; en dat zelfs in eenen tijd van staatkundige oproeren, toen al deze zegeningen elders ontbraken. De weldadigheid van een verstandig publiek heeft de Zondagscholen zoodanig doen toenemen, dat men thans de stad Stockport bijna van geene zijde kan naderen, zonder eene of meer dezer vreedzame sterkten aan te treffen, die eene wijze menschlievendheid heeft opgerigt tegen de verwoestingen der ondeugd en der onwetendheid. De aanhangers van het algemeen onderwijs hooren nu niet meer spreken over het gevaar van de lagere volksklasse te leeren; zij zoeken integendeel de noodzakelijkheid der verlichting aan te toonen. Toen ik deze school, eenige maanden geleden, bezocht, bevonden er zich vier- tot vijfduizend kinderen, welke van vierhonderd meesters les ontvingen. Zij waren in onderscheidene klassen gerangschikt en in meer dan veertig vertrekken verdeeld, zonder de groote zaal mede te rekenen, die boven in het gebouw is. Eene vergadering van vijfhonderd jongens en even zoo veel meisjes, ter regter- en ter linkerzijde op afzonderlijke banken gezeten, leverde mij een aangenaam gezigt op. Zij waren allen zindelijk gekleed, gedroegen zich welvoegelijk en de blos der gezondheid blonk op hun gelaat. Hunne godsdienstige gezangen hadden op de ziel dezelfde uitwerking als het koor van Westminster op feestdagen. Het orgel was uitmuntend, en werd op dien dag bespeeld door een' jongeling, die vroeger hechter was geweest in de spinnerij van den fabrikant, welke de beleefdheid had mij te vergezellen. Ik merkte in het voorbijgaan der onderscheidene klassen op, dat elk ondermeester zich met eene bank, waarop tien of twaalf leerlingen zaten, bezig hield, en dat hij, tot den minst bevattelijke toe, alles met geduld verklaarde. De vorderingen, welke eenigen hunner gemaakt hebben, die slechts op de Zondagschool leerden, zijn waarlijk buitengewoon, en staven tevens den ijver dezer onbezoldigde meesters en de leerzaamheid der scholieren. Doch zekerlijk behoef ik niet meer te trachten, het nut der Zondagscholen door buitenlandsche voorbeelden aan te too- | |
[pagina 377]
| |
nen; wij hebben daartoe gelegenheid in ons vaderland zelf, hetgeen ik hier, met bijvoeging van eenige administrative bepalingen ten dienste van die Besturen, welke wenschen mogten dezelve op te rigten, zal bewijzen. In de hoofdstad van ons rijk bestaan reeds vijf zoodanige scholen, die thans aan omstreeks vierhonderd vijftig leerlingen onderwijs geven. Op de eerste school zijn twee onderwijzers: een in de godsdienst en een in spellen en lezen; op de tweede en derde, voor ieder afzonderlijk, twee in de godsdienst en een in spellen en lezen, en op de vierde en vijfde school twee onderwijzers in de Bijbelsche en kerkelijke geschiedenis en tevens in spellen en lezen. Deze onderwijzers worden door de Directeuren der Zondagscholen gekozen uit personen, die de bevoegdheid hebben, in de onderscheidene vakken van school- en godsdienstonderwijs werkzaam te zijn. Het traktement voor elken onderwijzer bedraagt f 100 in het jaar. Het getal scholieren is onbepaald; zij worden naar die scholen gezonden, die meest in de nabijheid hunner woningen liggen. Kinderen, die op den leeftijd van 14 jaren de stadsarmen- of diaconiescholen verlaten, worden aangenomen, doch ontvangen dan op de vierde en vijfde school, hiertoe uitsluitend bestemd, onderwijs in de Bijbelsche en kerkelijke geschiedenis. Den ouderdom van 16 jaren bereikende, wordt hun, op eene der drie andere scholen, bepaaldelijk de belijdenis geleerd. Op deze scholen worden tevens personen van allerlei leeftijd aangenomen. Onkundigen in spellen en lezen ontvangen op al de scholen hierin onderrigt. Zij komen daartoe vooraf, eer het godsdienstig onderwijs aanvangt, hetwelk genoten wordt door hen, die lezen kunnen. Tevens is er van wege de Commissie dezer Zondagscholen een katechiseermeester bij hoogbejaarden en bij ziekelijken, die les aan huis geeft en godsdienstig onderrigt schenkt. De verschillende leerboeken zijn: Van zalm, Kort Begrip der Christelijke Religie, anslijn, Spel- en Leesboekjes, 1ste, 2de en 3de stukje, en anslijn's Leven van Jezus; van dobben, Bijbelsche Geschiedenis; brink, Geschiedenis van het Oude en Nieuwe Verbond, Geschiedenis van Jozef, en eenige andere boekjes, door de Amsterdamsche Predikanten uitgegeven. Al wie zich ter plaatsing aanmeldt, ontvangt nog daarenboven eenige traktaatjes, en, na het afleggen der belijdenis, eenig boekgeschenk. Het onderwijs duurt gewoonlijk van 2 tot 3 uren, | |
[pagina 378]
| |
en wordt gegeven als volgt: voor de leerlingen beneden de 16 jaren, de jongens ten 11½ ure, 's Zondagsmorgens; de meisjes ten 4½ ure, 's Zondagsnamiddags; voor de leerlingen boven de 16 jaren, de jongens ten 9½ ure 's Zondagsmorgens; de meisjes ten 2½ ure 's Zondagsnamiddags, terwijl zij, die belijdenis willen doen, gedurende de voorafgaande drie maanden nog ééne les 's Woensdags ontvangen, doch alsdan aan het huis van den katechiseermeester, en wel de jongens ten 8 ure en de meisjes ten 6 ure 's avonds. Altijd wordt het onderwijs aan de beide seksen afzonderlijk gegeven. Ten behoeve der vijf lokalen, alle genomen uit de twaalf aldaar bestaande armenscholen, wordt voor vuur en licht, voor elke school, f 10 à f 12 per jaar betaald. Deze gelden worden uit jaarlijksche, vrijwillige toelagen der gemeenteleden gevonden, en vroeger ontving men nu en dan een klein legaat, hetgeen te wenschen is, dat rijke lieden, bij hun sterven of beter bij hun leven, opdat ze de vruchten hunner weldaden zien, nog voortdurend mogen in aanmerking nemen en bewerkstelligen. De onderwijzers en Directeuren houden het toezigt over de scholen. Onder de 18 jaren wordt niemand tot het doen van belijdenis toegelatenGa naar voetnoot(*), ten zij buitengewone gevallen dit vorderen en de bijzondere bekwaamheid van den leerling dit toelaat. Zij, die den onderwijzers tot het afleggen der belijdenis geschikt voorkomen, worden vooraf, onder toezigt van Directeuren, voorloopig beproefd, en zoo dit examen niet voldoende is, verlengt men het onderwijs. Jaarlijks worden er, van beiderlei kunne, te zamen een getal van zeventig tot tachtig aangenomen, en de Heeren Predikanten zijn over dezelve doorgaans bijzonder voldaan. | |
[pagina 379]
| |
De vergadering der Directeuren heeft plaats op elken eersten Dingsdag in de maand. In die bijeenkomst verschijnen de meesters, tot het mededeelen van berigten en het opgeven der namen van hen, die al of niet getrouw opkomen. Want velen, die zich hebben laten inschrijven, komen wel eens geheel niet ter school of blijven weg, omdat het leeren hun te moeijelijk valt of de vastgestelde uren hun niet voegen. Middelen van bedwang kan men dienaangaande kwalijk nemen, ten zij de ontzegging der school, iets, waartoe men echter niet dan spade moet overgaan. In mijne woonplaats, Leeuwarden, zijn twee Zondagscholen, waarvan de eerste in 1819 en de tweede in 1821 is opgerigt, door de gunstige ondersteuning van het 1ste District uit de Friesche afdeeling van het Nederlandsche Bijbelgenootschap; beiden staan onder het opzigt van de Plaatselijke Schoolcommissie. De eene is opengesteld voor mannen en jongelingen boven de 15 jaren oud; de andere voor vrouwen en meisjes boven de 14 jaren; voor beiderlei kunne zonder onderscheid van godsdienst. Deze scholen nemen gewoonlijk in de maand October of November aanvang en eindigen in Maart of April, nadat er, in elk jaargetijde, twee-en-twintig malen onderwijs gegeven is in het lezen, schrijven en in de allereerste beginselen der rekenkunde. De leerlingen worden, op deze beide scholen, door de Schoolcommissie toegelaten op vertoon van getuigschriften, afgegeven door twee bij haar bekende personen. Het onderwijs geschiedt geheel gratis, zonder kosten wegens schoolbehoeften, vuur of licht, en vindt 's avonds van 7 tot 9 ure plaats. De onderwijzers houden aanteekening van dezulken, welke den leertijd verzuimen. Aan diegenen, welke driemaal achtereen wegblijven, zonder kennisgeving of wettige redenen, wordt het onderwijs ontzegd, even als ook aan dezulken, die wegens wangedrag als anderzins daartoe ongeschikt worden geoordeeld. Elken Zondag wordt de school door een lid der Commissie bezocht. Bij het begin en bij het einde van het onderwijs wordt telkens een gebed uitgesproken en overigens uit zedekundige werken gelezen, die geenen sektengeest ademen, maar algemeen erkende waarheden behandelen. Slechts bij de prijsuitdeeling wordt de godsdienstige gezindheid van elken leerling in aanmerking genomen, daar men dan uitdeelingen doet, bestaande in Gereformeerde Bijbels, Nieuwe Testamenten met Psalmen, Lu- | |
[pagina 380]
| |
thersche Bijbels, Evangelische gezangboeken, de Huisvriend enz., door h. schutte, Gids des gedrags voor jongelieden, door m.s. de wal, Geschiedenis der Israëliten, Geschiedenis van Jozef en Roomsch Catholijke kerkboeken. Bij het laatst gehouden examen waren er honderd drie-en-veertig mannen en jongelingen en honderd vijf-en-twintig vrouwen en meisjes tegenwoordig. In de geldelijke toelagen was, even als sinds de oprigting, weder voorzien door de bestuurders van het vermelde Bijbelgenootschap, terwijl het Traktaatgenootschap aan bijna alle leerlingen eenen Bijbelschen Almanak voor 1843 had doen uitreiken. De traktementen voor dit onderwijs bedragen overigens, voor den hoofdonderwijzer op de school van jongelingen en mannen f 40; voor den hoofdonderwijzer op de school van meisjes en vrouwen f 30; voor den tweeden en derden onderwijzer, den eene f 19, den andere f 15; voor twee ondermeesters ieder f 8; voor eene medehelpster f 12, en voor nog drie andere, ieder f 7, alles berekend naar het bovengenoemde aantal scholieren, op het laatst gehouden examen aanwezig. Ook te Groningen, eene stad, waarin men zich veel aan het onderwijs laat gelegen liggen, bestaan twee Zondagscholen, eene in het oostelijke en eene in het westelijke gedeelte der stad, dus geplaatst tot meerder gemak voor de scholieren, die in eene dier beide streken wonen. Deze scholen worden gehouden 's Zondags namiddags van 1½ tot ten minste 3 en ten langste 3½ ure. Het doel dezer scholen is, het leeren lezen van den Bijbel, hetwelk dan ook zoo wordt ingerigt, dat geheel onkundigen eerst in het lezen onderwezen worden, vervolgens den Bijbel ter hand nemen en eindelijk vruchtbaar leeren Bijbellezen. Om eene dergelijke vruchtbare Bijbellezing en eene goede stichting op de Zondagscholen meer en meer te bevorderen, is er altijd, indien het eenigzins doenlijk is, een Predikant of een door braafheid en kunde bevoegd lidmaat der Protestantsche Kerk tegenwoordig, die het onderwijs met een gebed opent en met eene dankzegging sluit, alsmede een stuk uit den Bijbel voorleest en er, des verkiezende, enkele aanmerkingen bij maakt, hetgeen echter niet langer dan hoogstens ½ uur mag duren. Opdat het bidden en danken eenparig en gemakkelijk geschiede, zijn er formuliergebeden op de scholen voorhanden, die men kan gebruiken, zonder nogtans aan dezelve gebonden te wezen, daar men de vrijheid heeft, gebeden, door | |
[pagina 381]
| |
iemand zelven opgesteld, voor te dragen. Tevens vindt men er een rooster van stukken uit den Bijbel, welke behooren gelezen te worden en door de Commissie van het bestuur aldus zijn geleverd. Bij afwezigheid van eenen Predikant of eenig ander lidmaat der kerk, wordt het bidden, danken en Bijbellezen door den schoolonderwijzer verrigt. De meesters zijn verpligt, al die leerlingen, bij elk kwartaal, aan te nemen, welke met een door de Commissie afgegeven bewijs van toegang tot hen komen. De leerlingen staan, gedurende het onderwijs, geheel onder het opzigt van den voorganger in de godsdienst en van de meesters, die, even als op de scholen in de twee hier boven gemelde steden, eene naauwkeurige lijst houden van allen, welke tot de lessen zijn toegelaten. Met het slaan van 1½ uur worden, door de onderwijzers, de namen van allen opgelezen en de afwezigen aangeteekend. Wie na het geheel aflezen van de lijst aankomt, wordt, ter voorkoming van wanorde, niet meer binnen gelaten en onder de afwezigen geteld. De leerling, die zich aan wangedrag schuldig maakt, wordt insgelijks aangeteekend. Deze lijsten dient men, bij elke kwartaal - vergadering, bij de Commissie in, ten einde dezelve kunne beoordeelen, wie der leerlingen wegens herhaald verzuim of onoppassendheid behooren te worden geschorst in of wel ontzet van het genot der school. Wanneer echter eenig wangedrag eene oogenblikkelijke voorziening eischt, mag de meester, met overleg van den voorganger in de godsdienst, naar bevind van zaken handelen; doch hij moet alsdan een bijzonder berigt dienaangaande bij de Commissie inzenden. Al de bepalingen, welke op de leerlingen betrekking hebben, worden denzelven bij het begin van elk kwartaal door de meesters voorgelezen, opdat ieder hunner van zijne verpligtingen en belooningen kennis drage. Voor de dertig leerlingen of daar beneden ontvangt ieder onderwijzer f 12-50; voor elken leerling van de dertig tot de zeventig, 25 cents in het kwartaal. Zoo er boven de zeventig mogten zijn, wordt voor diegenen niet meer afzonderlijk betaald. De onderwijzers voorzien, voor deze gelden, in lokaal, vuur, in al wat de scholieren behoeven tot het leeren lezen, uitgezonderd de Bijbels, welke hun kosteloos worden geleverd. Wanneer, ter belooning van den ijver der beste leerlingen, les in het schrijven wordt gegeven, ontvangen de onderwijzers daarvoor eene afzonderlijke vergoeding. Zij hebben, ter ondersteuning in hunne | |
[pagina 382]
| |
bezigheden, een aantal ondermeesters of kweekelingen, ten genoege der Commissie, te hunner beschikking, welke jaarlijks, als een blijk van dankbaarheid voor hunne moeite, een boekgeschenk van wege het Bestuur erlangen. Verder staan alle meesters onder toezigt van de Commissie, welke zorgt, dat de geheele school naar het doel van Bijbel- en Zendelinggenootschap wordt ingerigt. Jaarlijks geeft de Commissie vier vancantiedagen. Eindelijk worden er eenmaal 's jaars, ter aanmoediging der leerlingen, kleine stukjes of boekjes van het Zendeling- en Traktaatgenootschap uitgedeeld, terwijl nog bovendien aan elken leerling, die loffelijk de school verlaat, een Bijbel met Psalm- en Gezangboek ten geschenke wordt medegegeven. De bestrijding der kosten geschiedt door honderd vijf-en-twintig leden, die te zamen eene som van f 300 daartoe bijbrengen. Op de rooster, ter regeling van de Bijbellezing op de Zondagscholen te Groningen, zag ik, behalve de namen van vele verdienstelijke particulieren, insgelijks de namen van Groninger Hoogleeraren, en daaronder ook die van de Professoren hofstede de groot, pareau en muurling, mannen, welken de verlichting en het welzijn der maatschappij ter harte gaat en welke daarom door fanatieken, die de verduistering liefhebben en den menschelijken geest zoeken te verdrukken, gehaat worden. Maar de onbevooroordeelde godsdienstkennis is te groot, en de vorderingen in de leer des Bijbels zijn te uitgestrekt, dan dat de dweepzucht eenigzins zoude kunnen schaden aan de zaak der waarheid. Waarheid in liefde is de leus dier verdienstelijke mannen, is de titel van hun beroemd Tijdschrift. Het menschelijk verstand, door de waarheidsliefde geleid en gelouterd, pogen zij meer en meer te ontwikkelen, en de menschelijke eigenwaarde, met betrekking tot den verhevenen aanleg en de verhevene bestemming van den sterveling, aan te toonen, te volmaken en op te leiden tot God. Een dergelijk verlichtend en veredelend doel strekt den geest van onze dagen tot eer, past in eenen tijd van vooruitgang, en is eene schoone parel aan de kroon der negentiende eeuw. De Christelijke godsdienst is eene Godsdienst van licht en leven, van zielsloutering en zielsverheffing. Uit dat oogpunt moeten wij haar beschouwen en beoefenen, en zóó, zóó stellen de Groninger Professoren haar aan ons voor. Geene miskenning, neen, aanmoediging verdienen zij op den ingeslagen weg, lof over de | |
[pagina 383]
| |
wijze van hun onderrigt, hulde wegens hunne waarachtig Christelijke beginselen. Hofstede de groot, die voor niet-studerenden over de geschiedenis van de opvoeding der menschheid door God openlijke lessen houdt, geniete nog lang de kracht om zijne tweehonderd dertig toehoorders te leeren en te stichten, en zijne waardige ambtgenooten en de geheele Groninger akademie vare aldus voort, om kennis, verlichting en beschaving aan te kweeken, want dan zal zij eene zon zijn, die de koude en sombere nevelen verdrijft, en het menschdom over hare zegepraal doet juichen. Doch genoeg. Ik behandelde een onderwerp, belangrijk voor de godsdienstige en maatschappelijke opleiding van het volk, en uit dien hoofde meende ik, bij het noemen der namen van mannen, die zich daaraan toewijden, openlijk te moeten verklaren, dat hunne edelaardige bemoeijingen ook in Friesland eene warme deelneming vinden. Hunne vereerders en aanhangers moeten de lagen, welke hun gelegd worden, niet met onverschillige oogen aanzien, maar hen, die den roem van Kerk en Hoogeschool zijn, ondersteunen met spreken en schrijven. In onze dagen mag niemand meer de laauwheid van gevoelens huldigen, waar het de godsdienstige verlichting geldt. Alles, wat kan strekken om het licht der waarheid in liefde te verspreiden, moet met belangstelling overwogen en ingevoerd worden. En onder die middelen, welke tot de verspreiding eener godsdienstige verlichting dienstig zijn, tellen wij ook de oprigting van Zondagscholen, die zoo veel nut stichten voor de lagere volksklasse, welke bovenal in hare geestelijke belangen eene tegemoetkoming verdient. Het heilrijk doel dier scholen, welker betere of mindere inrigting ik hier niet wil gaan vergelijken, dewijl plaatselijke en geldelijke omstandigheden daarop veel invloed kunnen uitoefenen, is genoegzaam in den loop mijner beschouwing gebleken, weshalve ik deswege niets meer zal zeggen, maar de invoering van dezelve aan de Besturen van die steden en volkrijke dorpen aanbeveel, welke ze tot nog toe niet bezitten, terwijl ieder alsdan bij de oprigting zulke maatregelen kan nemen, als het meest gepast voorkomen. Intusschen oudervinde het Hoofdbestuur van de Maatschappij: Tot Nut van 't Algemeen, hetwelk zich deze zaak met meer andere nuttige inrigtingen aangetrokken heeft, in haar prijzenswaardig pogen eene gewenschte uitkomst, en onze Minister van Binnenlandsche | |
[pagina 384]
| |
Zaken en allen, die met Zijne Excellentie tot dit zoo hoogst nuttig doel medewerken, mogen nog lang de heerlijke zelfvoldoening smaken, die de gedachte van de godsdienstige en maatschappelijke opleiding van het volk bevorderd te hebben zoo overvloedig geeft.
Leeuwarden, 1843. |
|