Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1843
(1843)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe koninklijke familie. - Een gastmaal.De Koning, die eerst kort geleden meerderjarig geworden is, is een forsch gebouwd jong mensch, vijf voet en zeven of acht duim lang, met een plat en breed gezigt. Hij houdt veel van ligchaamsoefeningen, is een bekwaam billart- en kegelspeler, rijdt goed te paard, jaagt hartstogtelijk, en | |
[pagina 340]
| |
helpt gereedelijk zijne geringste onderdanen bij den hardsten arbeid. Onlangs strandde een schip aan den ingang der baai, en de Koning, in een matrozenhembd en lange broek, was onder de ijverigsten, die de lading hielpen bergen. Hij is een groot liefhebber van schepen, en vaart gaarne rond op de verschillende eilanden van zijn gebied. Des avonds na onze aankomst werd ik den Koning voorgesteld, die juist bezig was, met eenigen zijner grooten, om eene flesch wijn te kegelen. Hij droeg eene witte broek van dril, zonder bretel, een wit wambuis en een' sierlijk gevlochten', gedeeltelijk geverwden stroohoed, luchtig op de eene zijde van het hoofd geplaatst. Hij ontving ons gul, zonder eenigen zweem van trotschheid, doch tevens scheen het, alsof hij min of meer bedremmeld was. Hij spreekt zeer verstaanbaar Engelsch, doch geeft de voorkeur aan zijne eigene moedertaal, en is moeijelijk te bewegen om in tegenwoordigheid van meer dan twee personen iets anders dan die taal te spreken. Na de gewone begroetingen, nam hij den kegelbal weder in de hand en zette het spel ijverig voort. Het ontbreekt hem aan achtbaarheid: de gemeenste zeelieden, die de haven bezoeken, spreken hem vrijpostig bij zijnen naam kauikeauli aan, en leggen hem nu en dan ook wel den arm om den hals, hetgeen hij goedhartig toelaat, zonder te bedenken, dat hij hierdoor aan zijne koninklijke waardigheid te kort doet. Men verlangde van hem, dat hij het kegelspel zou staken en daarentegen eene partij op het billart zou spelen; hij ging in de billartkamer, en speelde nog, toen de klok elf ure sloeg. Nu wierp hij, hoezeer het spel niet ten einde was, terstond de queue neder, om niet tegen de door hemzelven uitgevaardigde wet te zondigen, volgens welke al zulke spelen na de avondklok verboden zijn. Eenige dagen later zag ik Zijne Majesteit in geheel verschillende omstandigheden: de officieren der beide oorlogschepen maakten hunne opwachting bij hem. Wij werden, in een steenen of liever koralen huis, door een' landsgroote, die een' militairen frak droeg, ontvangen, en, op de tweede verdieping, in een zeer eenvoudig gemeubeld vertrek geleid. Hier vonden wij den Koning, deszelfs zuster naiheanaina en twee halfzusters, kinau, de landvoogdes van Oahu, en auhea, gewoonlijk de Koningin met den dikken mond genaamd. De Koning droeg een' blaauwen rok met twee | |
[pagina 341]
| |
gouden epauletten, witte broek en vest; de dames waren in zwarte zijde. Zij ontvingen ons staande, doch zetteden zich, na eenige minuten, op eene sofa, voor welke de zendeling bingham als tolk bleef staan. Hierop volgde een onbeduidend gesprek, en er werd een glas wijn rondgediend. Deze vrouwelijke grooten, alle van Herculische gestalte, hadden een voornaam maar onbehulpzaam voorkomen, en lieten steeds haar verlangen doorstralen, om zich overeenkomstig haren stand te gedragen, hetwelk sommige harer, voor zoo ver de omstandigheden zulks gedoogden, niet kwalijk gelukte. Na 20 minuten namen wij afscheid. Kauikeauli, de zoon van den beroemden tamehameha, is eenigzins aan eene buitensporige levenswijs overgegeven, doch daarom niet eigentlijk gezegd ondeugend. Hij kan Engelsch en Spaansch lezen, maar zijne beschaving is over het algemeen zeer beperkt, want zijn lezen is, even als bij nagenoeg al zijne onderdanen, eene bloot werktuigelijke verrigting: waarschijnlijk heeft hij, behalve zijne schoolboeken, zeer weinig gelezen. Het waren de zendelingen, die zijne opvoeding bestuurden; maar te gelijker tijd oefenden de raad en voorgang van slechtgezinde vreemdelingen, die behagen schepten de pogingen zijner vrome onderwijzers tegen te werken, invloed op hem; derhalve moet men over zijn gebrek aan kundigheden en aan een gepast gedrag niet verbaasd staan. - Eenige dagen na het boven beschreven gesprek beviel Prinses naiheanaina van een mannelijk kind, dat nogtans slechts weinige uren in het leven bleef. Het volk gaf twijfel te kennen, of haar echtgenoot dan wel haar broeder de vader van het kind geweest was; in beide gevallen, echter, zou het evenzeer erfgenaam van den troon geweest zijn. Men moet hierbij, namelijk, aanmerken, dat eerst weinig jaren verloopen zijn, sedert verbindtenissen tusschen broeder en zuster, die te voren zeer gewoon en zelfs wettig waren, als misdadig beschouwd worden; daarenboven waren kauikeauli en naiheanaina, overeenkomstig het oud gebruik des volks, in hunne jeugd aan elkander verloofd geweest. Eene gelegenheid, om spijzen, op Hawaïsche wijs bereid, te zien en te proeven, deed zich kort hierna voor ons op, alzoo wij door eenige hier wonende Amerikanen op een, door inlandsche koks toebereid, Lu au, of feestmaal, genoodigd werden. Ten drie ure des namiddags waren de | |
[pagina 342]
| |
dischgenooten te Bakiki, ongeveer een half uur van Honolulu, voor een groot, met hooi gedekt huis bijeenvergaderd. Versch gemaaid gras was op het plein voor het huis in het rond gestrooid. Weldra werd er aangekondigd, dat het maal was opgedischt, en wij traden in het naar eene hooischuur gelijkende gebouw. Twee lange, met verscheidenerlei spijzen beladene tafels vulden, aan de eene zijde, de geheele lengte van hetzelve. De vloer was met matten en de wanden en stijlen met groene twijgen en bloemen bedekt. Den Koning en deszelfs grooten medegerekend, konden er wel zeventig personen tegenwoordig zijn. Het maal bestond in honden, (!) gevogelte, varkens enz., alles naar landsgebruik gestoofd, daar het zorgvuldig in bladeren der tiplant gewikkeld en onder steenen, welke men heet gemaakt had, in den grond begraven geworden was. De aldus toebereide spijzen smaken een weinig naar de tiplant, doch overigens regt lekker. Vooral is deze wijs om visch te bereiden boven alle andere te verkiezen. Nabij de plaats, waar ik zat, stond een naar 's lands wijs gereedgemaakte jonge hond, dien allen, welke daarvan proefden, voortreffelijk vonden. In weerwil van eenige walging bij de eerste bete, moet ik erkennen, dat de smaak bijna het midden hield tusschen lams- en varkensvleesch; doch, wanneer ik er aan dacht, dat de ons voorgezette hond misschien de vrolijke gezelschapper eener Hawaïsche schoone - en geene is er, of zij heeft haren lievelingshond of haar lievelingszwijn - geweest was, kwam mij het honden-eten toch als een overblijfsel van kanibaalschheid voor. Ondertusschen is de eetbare hond niet van de soort onzer gewone huishonden, maar een teeder en malsch dier, dat uitsluitend met plantenvoedsel onderhouden wordt, te weten met deeg, van den tarowortel gemaakt. Waarschijnlijk zag kauikeauli met niet weinig genoegen een zoo smakelijk geregt aanhoudend op zijne tafel, ondanks al de vermaningen der zendelingen, die hem van hetzelve poogden te ontwennen. | |
Bevolking. - Oorzaken van derzelver vermindering. - Kindermoord.De Sandwich - eilanden zijn tien in getal en grooter dan de Societeit - eilanden, of eenige andere eilandsgroep in den Stillen Oceaan; alle zijn zij ontwijfelbaar van Vulkanischen oorsprong. Van deze tien eilanden zijn er zeven bewoond. | |
[pagina 343]
| |
Hawaï, het grootste, had in het jaar 1836 nog 39,193 zielen; het kleinste der bewoonde eilanden had er 80, en alle te zamen, in dat zelfde jaar, 108,393 zielen. In het jaar 1832 hadden zij 129,814 geteld, hetgeen in die vier jaren tijds eene vermindering van 21,421 zielen aanduidt. De verhouding der geboorten tot de sterfgevallen kan men uit het volgende voorbeeld afnemen, dat in het dagblad Ke Kumu Hawaï (de Onderwijzer van Hawaï) gevonden wordt: In het jaar, dat met den eersten Julij 1835 ten einde liep, stierven in het distrikt Wilua op Owahu 136 personen; geboren werden er 45 kinderen. Het distrikt had in het jaar 1831 nog 2640 zielen, in het jaar 1835 slechts 2415, dus was er eene vermindering van 225 in vier jaren. Dergelijke voorbeelden worden er nog meer aangevoerd. Hoeveel men nu ook op rekening van het onnaauwkeurige der opnemingen moge stellen, zoo kan men toch zeggen, dat, gunstigst genomen, de verhouding der geboorten tot de sterfgevallen staat als 1 tot 2, en dat de vermindering der bevolking anderhalf ten honderd bedraagt. Zijn nu deze aangiften gegrond - en wij hebben geene reden om dezelve in twijfel te trekken - zoo moeten, wanneer geene middelen bij de hand genomen worden, om deze ontrustende volksvermindering te keer te gaan, de eilanden met der tijd uitsterven, hoezeer nog eeuwen zullen kunnen verloopen, eer de laatste man van dit volkje verdwenen is. Natuurlijk vraagt men: welke zijn de oorzaken van het afnemen der bevolking in eene gezonde luchtstreek, waar de bewoners nooit door besmettende ziekten aangetast geworden zijn? Het is moeijelijk, zoo niet onmogelijk, op deze vraag een bepaald antwoord te geven, ofschoon veel kan bijgebragt worden, dat tot de oplossing zou kunnen dienen. Het verminderen der bevolking heeft niet eene enkele, uitsluitende oorzaak, maar moet aan de vereenigde werking van verscheidene oorzaken toegeschreven worden. Kindermoord, onmatigheid, slecht voedsel, verwilderde maatschappelijke gewoonten, staatkundige gedruktheid, en misschien ook de beschaving; want men heeft opgemerkt, dat wilde volksstammen, wanneer men hun eene meer beschaafde levenswijze aanbrengt, ondanks alle voorzorgen van goed voedsel en huisvesting, somwijlen wegsterven. Ontwijfelbaar is het echter, dat de bevolking reeds sedert de ontdekking dezer eilanden door Kapitein cook vermin- | |
[pagina 344]
| |
derd is, en misschien wel toen in nog snellere verhouding, dan sedert de invoering van het Christendom, want destijds kwamen er nog menschenoffers en wreed gevoerde oorlogen bij; terwijl kindermoord, van de vierde of vijfde maand der zwangerheid af tot den leeftijd van een of twee jaren, in grooten omvang gepleegd werd. De redenen, welke de moeders voor deze handelwijs aanvoerden, waren of de moeijelijkheid van het zogen, of gemelijkheid over het schreeuwen der kinderen. Kindermoord heeft ook nu nog plaats, maar niet meer in zulk eene uitgebreidheid als te voren; ook wordt de daad niet meer openlijk begaan. Zij geschiedt thans bijna nog alleen gedurende de zwangerheid, met groot levensgevaar der moeder, en meestal slechts bij onechte kinderen; vermoording na de geboorte is zeer zeldzaam geworden. De burgerlijke wet heeft thans kindermoord tot eene misdaad verklaard, en het verminderen van denzelven toont eene beslissende vordering in het besef van goed en kwaad. Onder de overige oorzaken van het verminderen der bevolking staat onmatigheid in sterke dranken bovenaan. Dit echter is een zoo gewoon verschijnsel, dat wij hierover niets meer behoeven te zeggen. Weinig minder van gewigt is eene verandering, die op de ligchamelijke ontwikkeling van dit eilandsvolk eenen grooten invloed moet oefenen. Vroeger waren allerlei ligchaamsoefeningen, zwemmen, dansen, worstelen, speerwerpen, enz. algemeen in zwang geweest; maar al deze spelen werden, als strijdig met de strenge begrippen van het CalvinismusGa naar voetnoot(*), afgeschaft. Thans werkt het volk slechts tot zijn levensonderhoud, hetgeen ongeveer twee dagen in de week zal wegnemen; de overige tijd wordt of met slapen, of met drinken en andere ondeugende gewoonten doorgebragt. Wij spreken hier van een volk, dat sedert onheugelijke tijden onder eene heete luchtstreek geleefd heeft. Het kan den onafgebroken' arbeid der Europeërs of Amerikanen niet zonder eene veel sterkere uitputting van krachten verduren; en, hoezeer het tot groote krachtoefening in staat is, moet deze nogtans slechts korten tijd aan- | |
[pagina 345]
| |
houden en door langere tusschenpoozen van rust gevolgd worden. Binnen de keerkringen is een langer uitspanningstijd, zoo van ligchamelijken als van zielsarbeid, noodig, dan in gematigde luchtstreken, en een enkel staken van het werk is zelfs niet genoegzaam, inzonderheid bij jonge lieden; zij behoeven nog daarenboven verlustiging, en zonder deze worden zij verdrietig, moedeloos, ziekelijk, en slepen een ellendig, met de menschen en de wereld ontevreden aanwezen voort, tot dat de dood er een eind aan maakt. De zendelingen loochenen wel, dat zij de volksspelen belet hebben; maar zij hebben zoo lang geschreven en gepredikt, dat deze vermaken tegen Gods geboden streden, dat de landsgrooten zelven den voortduur daarvan verboden hebben. De regeringsvorm is een erfelijk en zuiver despotismus, en de wil des Konings in alle gevallen wet. Het erfgezag gaat niet alleen op de mannelijke, maar ook op de vrouwelijke linie over, hetwelk de Koning der Sandwich-eilanden, die verscheidene jaren geleden in Engeland was, bij den Minister canning regtvaardigde met te zeggen, dat bij hem te landen iemand ooit regt wist, wie zijn vader was, maar dat er omtrent de moeder zelden twijfel heerschte. In deszelfs bijzonderheden is het regeringsstelsel zeer ingewikkeld, en ofschoon in de laatste tijden eenige wetten schriftelijk bekend gemaakt zijn, bestaat er echter geen wetboek. Op de markt bepalen de hoofden den verkoopprijs aller waren, en eischen van het gemeene volk de helft zijner ontvangst als belasting. De afpersingen op rekening van hetgeen de grond kan opbrengen zijn algemeen zoo zwaar, dat een daglooner, die een of twee dagen in de week werk heeft, er even goed aan toe is als iemand, die een eigen goed bebouwt. Behalve deze afpersingen, moet het volk den Koning ook nog werkdiensten doen, en wel vijf dagen van de veertien. Om de maat vol te meten, bestaat er een hoofdgeld, ten bedrage van een' dollar voor elk manspersoon, een' halven voor elke vrouw, en een vierde dollar voor elk kind, dat vier voet lang is. De grond wordt als een uitsluitende eigendom des Konings beschouwd, en is ten tijde der verovering onder de voornaamste krijgslieden verdeeld geworden, die daarvoor eene belasting in producten betalen; evenwel vermag de Koning hun elk oogenblik hunne bezittingen te ontnemen. Dit zijn de voorname oorzaken, welke het toenemen der | |
[pagina 346]
| |
bevolking op deze eilanden te keer gaan, die bij eenen anderen staat van zaken een zetel van kunst en wetenschap zouden kunnen worden. Zij zouden ook eene oneindig talrijker menigte menschen kunnen voeden, te meer, daar zij voor den koophandel uitnemend wèl gelegen en reeds eene stapelplaats geworden zijn voor de schepen, die tusschen de westkust van Amerika en het Chinesche rijk de Zuidzee bevaren. |
|