Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1843
(1843)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe gulzigheid.
Overlaad u niet met allerlei lekkere spijze,
en eet niet te gulzig:
Want veel eten maakt krank, en een onverzadelijke
vraat krijgt buikpijn.
Velen hebben zich dood gegeten: maar wie
matig is, die leeft des te langer.
Het Boek van jesus sirach, Hoofdst. XXXVII: 32-24, naar de overzetting van Dr. m. luther. In een der nommers van de Gazette des Hôpitaux staat een brief van eenen Arts aan eenen Gulzigaard (Gourmand). Wij kunnen niet nalaten een en ander uit dien brief over te nemen. Hij is aan eenen zoogenoemden apicius geschreven, pas hersteld van eene zware en pijnlijke ziekte. De eetlust begon zich bij hem wederom te doen gevoelen, zoodat de gulzigaard, ondanks zijnen verwenden smaak, op den reuk der koolsoep van zijnen portier gaarne de voor hem staande fraaije porseleinen kom er tegen verruild had. Naauwelijks hersteld, was hij als tot een nieuw leven teruggekeerd; de eetlust vertoonde zich met kracht opgewekt, als in de gelukkige dagen der jeugd, wanneer men niet gemakkelijk verzadigd wordt; - zie daar een eigenaardig tijdstip van het leven. Een oud Geneesheer plagt te zeggen, wanneer een door te veel tafelgenot enz. als uitgeput voorwerp zijne hulp inriep: ‘Neem vergif, maar slechts zoo veel om u eene maagontsteking te bezorgen.’ De terugkeering tot de gezondheid zoude daarna als een nieuw waas over het uitgeputte leven brengen; met een sedert lang niet meer gekend genot zouden de zenuwtepeltjes der tong zich oprigten. Maar wil men dat genot niet wederom verliezen en het ligchaam aan nieuwe gevaren blootstellen, dan moet men de vroegere leefwijze vaarwel zeggen; want victor jacque- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 334]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mont heeft gelijk, wanneer hij zegt: ‘De mensch eet te veel; of, zoo als anderen dit uitleggen, er sterven meer menschen door te veel, dan door te weinig. Wanneer de menschen doorgaans hieraan te weinig geloof slaan, de Geneesheeren zien de waarheid van dit gezegde maar al te dikwijls bevestigd. Een heir van kwalen, welke door de onnadenkenden aan geheel andere oorzaken worden toegeschreven, zijn alleen de gevolgen der onmatigheid. Men behoeft nog geen tarare of de bijouGa naar voetnoot(*) te wezen, om een vraat te kunnen heeten, of aan vraatzuchtigheid (polyphagie) overgegeven te zijn. Menige lekkerbek deinst terug, wanneer hij van tarare hoort verhalen, dat hij dagelijks eenige ponden raauw vleesch at, en daarbij de pappen van lijnmeel gebruikte, welke hij aan de zieken in het Hôtel-Dieu te Parijs ontfutselde! De gulzigaard overtreft evenwel verre, in het gebruik van keurige voedsels, tarare en anderen; en deze uitgezochte spijzen, waaraan de kookkunst alles bijzet om ze voedende te maken, bezwaren de maag evenzeer als gekookte lijnmeelpappen. Wij zeggen dit geenszins om zulk eene wijze van voeding aan te prijzen, maar willen slechts doen zien, dat men ook een vraat kan heeten, wanneer men, zonder dien eeretitel te bedoelen, de maag met de krachtigste en uitgezochtste voedsels overlaadt. De schrijver stelt tot een voorbeeld, hoe hij eenen lekkerbek zich heeft zien te goed doen aan eenen maaltijd, waar hij mede aanzat. Om het overzigt des te gemakkelijker te maken, heeft hij de hoeveelheid der gebruikte spijzen door het gewigt uitgedrukt, waarbij hij verzekert eerder te weinig dan te veel berekend te hebben. Wij zullen bij sommige der geregten derzelver oorspronkelijken naam behouden, niet volkomen verzekerd zijnde, dat zij door ons juist zouden overgebragt worden, omdat wij, den Hemel zij dank! niet tot de klasse der lekkerbekken behooren. De gulzigaard, het voorwerp der gedane waarneming, gebruikte van het eerste geregt: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 335]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nagenoeg zoo veel op een' dag als drie Limouzijnsche metselaars benoodigd zijn; en brengt men den overvloed van voedselstof in rekening, zoo verkrijgt men meer, dan een talrijk Perigordijnsch huisgezin in eene week nuttigt. Men behoeft niet zeer bedreven te zijn in de natuurkunde en de gezondheidsleer, om te kunnen berekenen, welke gevolgen zulk eene leefwijze moet hebben; en echter neemt | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 336]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een groot aantal menschen, zoo niet dagelijks, ten minste meermalen in ééne week zulke maaltijden. Die er het gelukkigst afkomen, valt zwaarlijvigheid ten deel, een tot veel bezwaar leidend gebrek, hetwelk steeds toeneemt. De ondervinding leert toch, dat, wanneer de weefsels eenmaal tot uitzetting overhellen, zij niet meer tot de vroegere gesteldheid teruggebragt kunnen worden. Bekend zijn de verzen van roileau, waarvan men zoo vele voorbeelden ontmoet: ‘Son menton sur son sein descend à triple étage,
Et son corps ramassé, dans sa courte grosseur,
Fait gémir les coussins sous sa molle épaisseur.’Ga naar voetnoot(*)
Maar, vervolgt de briefschrijver aan zijnen vriend, gij zijt geen ooggetuige geweest, als de Geneesheer, van de plagen, de voortdurende ongemakken, de ontberingen, waaraan dikke lieden onderhevig zijn. Ten langen laatste naauwelijks meer in staat zich te bewegen, worden zij traag, ongevoelig, en verlangen slechts naar rust. Zij worden als denijs, de dwingeland van Heraclea, dien men, volgens de overlevering, uit zijne voortdurende slaapzuchtigheid niet kon wekken, dan door hem met eene naald te prikkelen, of zijn ligchaam met bloedzuigers als te bedekken. Anderen worden volbloedig en krijgen eenen aanleg tot beroerte, welke hen of plotselijk doodt, of, hetgeen meer nog plaats heeft, hen als bij gedeelten doet sterven, zoodat de eene helft heden, de andere morgen sterft, en zij van lieverlede kindsch worden. Het grootste gedeelte wordt echter eene prooi van het Podegra met zijne verschrikkelijke kwellingen. Het is er echter verre van daan, dat deze pijnen het gepleegde kwaad tot een zoenoffer verstrekken kunnen. Die ongelukkigen laten geen aangeprezen zoogenoemd onfeilbaar middel onbeproefd, iedere kwakzalver kan over hunne beurs beschikken, maar zij zullen er geen schotel onaangetast om laten voorbijgaan. Op enkele uitzonderingen na, is dit het onvermijdelijk lot der polyphagen (vraten.) Men herinnere zich zulke vrienden, die goede sier gemaakt hebben, en beslisse, of er te | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 337]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
veel van gezegd is. Een aantal geneeskundige waarnemingen beschuldigt de genietingen der tafel als de oorzaak van vele ziekten. De dagelijksche ondervinding vermeerdert het reeds bestaande getal voorbeelden. Van alle oorzaken tot ziekte is er geene, die meer afdoende bewezen is. De Geneesheer, die dit onderwerp behandelt, schrijft verder: Ik heb eens eene lijkopening bijgewoond, (ik moet het met schaamte belijden, het was die van eenen Geneesheer). Het meest trof de aanwezigen de ongeloofelijke uitzetting der maag: zij strekte zich tot in het bekken uit, en kon nagenoeg vijftien kannen vocht bevatten. Een tweede homerus zoude zich bezwaard gevoelen, de daden van dezen held der tafel te bezingen. Dit staat vast, dat, naar hetgeen men er van verhaalt, hetwelk aan het ongeloofelijke grenst, gargantua en grand-gousier door dezen Polyphaag verdonkerd werden. De schrijver eindigt met deze toespraak: Uw sterk gestel en uwe langdurige onderwerping aan de voorschriften der kunst hebben u behouden en aan de gevolgen doen ontkomen, onafscheidbaar van de door u tot dusverre gevolgde leefwijze. Maar hoe vele zijn de gevaren, welke u nog omringen, en hoe veel is er niet nog te voorzien! Uw uitmuntende kok is vooral een struikelblok voor uwe volgende gezondheid. Het kost mij moeite, dezen kunstenaar in zijn vak, die in u iemand vindt, zoo zeer in staat zijne kunst op prijs te stellen, te na te komen; maar, zoo lang deze man aan het hoofd uwer keuken staat, kan uw Arts niet gerust zijn. En het jaargetijde, hetwelk wij te gemoet gaan, bedreigt met zoo veel gevaar. De truffel, deze verlokkelijke champignon, zoo als de Heer merat dien noemt, zal door zijne geur al uwe reukzenuwen in beweging brengen; zult gij kracht van ziel genoeg bezitten, om deze verzoeking te wederstaan? Ondanks de beloften, welke de u folterende pijnen u afgeperst hebben, moet ik vreezen, dat gij gevaar loopt. Gij hebt, als de zeeman, in gevaar eene groote waskaars beloofd aan onze Lieve Vrouw (Notre Dame de bon secours); zult gij, behouden de haven binnengeloopen, aan uwe gelofte blijven gedenken? Niets kan uwe gezondheid meer bevorderen. De gedachte zij verre van mij, door u schrik aan te jagen, u tot de gewoonte der matigheid en soberheid terug te willen brengen. Ik mag echter niet verzwijgen, dat, op uwen leeftijd, maagäandoeningen dikwijls in eene vreeselijke maagkwaal overgaan, waarbij wij | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 338]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
slechts als onmagtige en verslagene aanschouwers kunnen staan. De Zedeleeraar zegt, dat de waardigheid, der menschelijke natuur door eene wijze matiging in de begeerlijkheden zich verheft; de Geneesheer moet er bijvoegen, dat deze matiging nog iets anders dan eene deugd is; zij is daarenboven eene berekening, en wel eene van het grootste belang: Want het geldt hier een voorregt, zonder hetwelk rijkdommen en eer geene waarde hebben, zonder hetwelk het onmagtige leven van hem, die millioenen bezit, niet kan opwegen tegen het genot, eenen behoeftigen maar gezonden muilezeldrijver ten deel vallende. Die eenen eigen' kok er op kan nahouden, en zich alzoo, des verkiezende, kan overtuigen, wat er in de keuken gebragt wordt, die kan zich verzekeren, dat hetgeen hem door overdaad zal schaden hem door eene slechte gehalte der voedsels geen nadeel zal doen; die zich buitenshuis te goed wil doen, omdat hij niet in omstandigheden verkeert, dit genot zich binnenshuis te verschaffen, die tracht bij eenen restaurateur dit op de gemakkelijkste wijze te vinden. Laat ons uit dezelfde Gazette des Hôpitaux, waaruit ook het voorafgegane ontleend is, een berigt overnemen, hetwelk misschien nog een der geschiktste middelen kan zijn, om van zulke lekkernijen afkeerig te maken, welke men buitenshuis zich met groote kosten tracht te bezorgen, maar welke op deze wijze steeds te duur gekocht zullen worden. Men poogt zich van tijd tot tijd te ontspannen, buiten Parijs, in zoogenoemde restaurants. Zij worden ook binnen de stad gevonden. Te Parijs worden zeer vele zaken in het groot, fabrijkmatig behandeld. Dit wordt tot op de voedsels toegepast. Van tijd tot tijd hoorde men van monsterkeukens, wandelende keukens enz. Minder bekend schijnt tot hiertoe geweest te zijn, dat er eene soort van fabrijk of dépot voor potages en sausen bestond; in 't geheel niet, hoe en waarvan zij bereid worden. Men vermoedt, dat er paardenvleesch toe gebezigd wordt. Maar, zegt de Schrijver, een geloofwaardig man, lid van het Conseil de Salubrité de la Seine, in deze inrigting bij de barrière du Combat, niet verre van Montfaucon, wordt het paardenvleesch nog te kostbaar geacht. Men gebruikt aldaar tot de bereiding van soepen en sausen het vel van oude honden en katten, of men bedient zich, bij gebrek hiervan, van ratten! Deze wijze van soepbereiding moet zoo winstgevende | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 339]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zijn, dat dit reeds aanleiding gegeven heeft tot eene mededinging in de Plaine Grenoble, opdat ook de bewoners van den linker oever der Seine van dit kostelijk voorregt niet zouden verstoken blijven. - De persoon, belast met eenige verdachte spekslagerijen te onderzoeken, heeft er hondencôteletten gevonden, welke men, in plaats van zoogenoemde varkenskrabbetjes, den liefhebbers voordient. Het vleesch voor worsten, en een mengsel, hetwelk men te Parijs fromage d'Italie noemt, bij de lekkerbekken vooral in trek, is eene zamenmenging van vleesch der walgelijkste gedierten. Deze bevindingen zijn aan den Prefect van Policie bekend gemaakt, die zich daardoor in eenige verlegenheid bevindt, omdat er geene wetten of verordeningen bestaan, waardoor het verkoopen van honden-, katten- en rattenvleesch verboden wordt, en volgens welke deze keurige sausfabrikanten ter verantwoording geroepen en gestraft zouden kunnen worden. Claudius had wel gelijk in het door hem zoo genoemd Kartoffellied:
Pasteten hin, Pasteten her,
Was kummern uns Pasteten?
Die Kumme hier ist auch nicht leer,
Und schmeckt so gut als bonne chere
Von Fröschen und von Kröten;
Und viel Pastet' und Leckerbrodt
Verdirbt nur Blut und Magen.
Die Köche kochen lauter Noth,
Sie kochen uns viel eher todt;
Ihr Herren, lasst Euch sagen.
|
|