oogenblik de toestemming van den vader van het meisje niet kan verkrijgen, heimelijk verloofd.
De bitterheid van teleurgestelde liefde in zijn hart gevoelende, beschuldigde hij eens zijne verloofde van wispelturigheid en koelheid, en rijkelijk vloeiden daarbij zijne tranen. Toen kin-lwan haren geliefde in dezen toestand zag, riep zij uit: ‘Ik ben een deugdzaam meisje, en gij, mijnheer, zijt ook geen losbol, zoo als ik geloof. Ach! Alleen omdat de jongeling kracht en talent, en het meisje schoonheid en deugd bezit, daarom acht en bemint men elkander. Daar ik u eenmaal heimelijk in mijne kamer liet komen, zoo beschouw ik mij levenslang als de uwe; en zoo gij, mijnheer, mij nu verlaten wildet, ware het een slechte dank voor het onbegrensde vertrouwen, dat ik in u gesteld heb. Neen, gij moet hier in tegenwoordigheid der alziende Goden zweren, dat wij te zamen zullen leven, als man en vrouw, totdat onze hoofden wit zijn geverwd door den ouderdom! Zoo gij eenig ander voornemen te mijnen aanzien koestert, zoo wil ik mij liever door u laten dooden, dan daarin bewilligen.’ Zij sprak deze woorden met mannelijken ernst, en naauwelijks had zij geëindigd, of tante tsaon trad binnen. Deze oude dame bedankte den student eerst voor de schoone geschenken, die hij haar den vorigen dag gezonden had, en vervolgens werd zij door ting-chang - zoo heette de student - verzocht, dat zij de taak van bemiddelaarster zou op zich nemen en hem met zijne verloofde zou verbinden. Hij zwoer een getrouwe, liefderijke echtgenoot te zullen zijn; in het tegenovergestelde geval riep hij de Goden op, om hem met hunnen toorn te vervolgen zoolang hij leefde.
Nu vatte tante het woord op. ‘Mijn lieve neef,’ zeide zij, ‘en mijne lieve nicht! Zoo gij er prijs op stelt, dat ik bemiddelaarster zijn zal, zoo moet gij vóór alle dingen vier afschriften van een huwelijkskontrakt maken. Het eerste afschrift zullen wij nemen en in het gezigt van hemel en aarde verbranden, opdat de goede en de booze geesten getuigen zijn van ons voornemen. Een tweede afschrift behoud ik als de middelares tot een te gebruiken bewijsstuk, als uwe liefde, hetgeen de Goden mogen verhoeden, mogt verkoelen. De twee overige afschriften behoudt gij zelve, als wederzijdsche onderpanden, dat gij, als de gelegenheid daartoe zal gekomen zijn, den huwelijksbeker vullen en de voor-